Tuinieren; tips en trucs voor het telen van aardappels
Niks zo lekker als zelf geteelde aardappelen. En het mooie is de aardappel kan je nog heel goed bewaren ook. Geen zorgen, je hebt echt geen grond ter grootte van een akker nodig om aardappels te kunnen telen, maar hoe kleiner de tuin hoe minder de oogst natuurlijk. Wil je het ook een keer zelf gaan proberen, maar weet je niet heel goed wat je moet doen? Dan kan onderstaande tekst je misschien verder op weg helpen!
Inhoud
Teeltwijze
Een aardappel is een zogenaamde pootplant. Dat betekent dat je een aardappel niet opkweekt vanuit een zaadje, maar dat je speciale pootaardappels direct in de grond stopt. Deze aardappel zal gaan vermeerderen en vervolgens nieuwe aardappels gaan maken.
Rassen
De aardappel kent een zogenaamd vroeg en laat ras. Dit heeft te maken met de periode waarin je de aardappel poot. De vroege rassen kan je al poten in de periode van maart tot en met april. Deze kan je dan al halverwege de zomer (van juni tot juli) oogsten en zo van je eerste aardappelen genieten. De vroege aardappel kent dan ook een relatief korte groeiperiode van "maar" 90 á 100 dagen. De late aardappelrassen poot je in de maand april. Deze hebben een groeiperiode van ongeveer 150 dagen en deze kan je vanaf september tot aan eind oktober oogsten.
Verder heb je nog twee rassen maar dat zijn eigenlijk afleidingen van het vroege en het late ras. Dit zijn de middelvroege rassen en de middellate rassen.
Bodem & bemesting
Aardappels kun je telen op alle grondsoorten maar als ze zouden mogen kiezen, geeft de aardappel de voorkeur aan een licht zure grond.
Strooi als je de aardappels hebt gepoot meteen wat patentkali als bemesting, dit geeft de aardappels een goede start. Strooi ongeveer 1,5 maand later nog een keer wat patentkali om de aardappels te helpen bij de groei. Gebruik verder het liefst zo min mogelijk stikstofhoudende producten, de aardappel houdt niet van te veel stikstof.
Teeltzorgen
Bij het telen van groente komen helaas ook wat zorgen om de hoek kijken. Dit kunnen ziekten, schimmels en dergelijke zijn, maar ook een bepaalde manier van het voorbehandelen van de pootaardappelen. Gelukkig is de aardappel redelijk makkelijk te telen en zeker op kleine schaal niet heel erg gevoelig voor ziekten.
Voorkiemen
Voordat je de aardappelen gaat poten is het goed om de pootaardappelen voor te behandelen. De aardappel gaat dan sterker naar buiten toe en heeft meer kans op overleving en een goede vruchtproductie.
De aardappel vindt het prettig om een paar weken voor het poten in een bakje op een lichte maar niet zonnige plaats te liggen. Dit kan bijvoorbeeld een lichte kamer in huis zijn. Omdat de aardappels nu aan de warme binnentemperatuur gewend zijn moet je ze vanaf half februari gaan afharden (laten wennen aan de kou). Dit kan je doen door de kamer waar de aardappels staan op een temperatuur van ongeveer 10 graden te brengen of de aardappels dagelijks even in het zonnetje buiten te zetten. Haal ze bij regen of kou meteen naar binnen!
Poten (planten)
Zorg dat de grond voor het poten goed is losgemaakt. Maak kuiltjes van ongeveer 5 á 10 cm diep en stop 1 pootaardappel per kuil in de grond. Hoe groot de kuil precies moet zijn ligt aan de grootte van je pootaardappel. Als de aardappel boven de grond uit komt groeien ga je de aardappel aanaarden. Houd de grond verder goed vrij van onkruid en geef de aardappel alleen wat extra water bij erg droog weer.
Oogst & bewaren
Er zit verschil in de manier van oogsten en bewaren van vroege en late aardappelen.
Vroege aardappelen
De vroege aardappel kan je al oogsten als het onderste blad van de plant nog groen is. De jonge aardappelen schil je niet, zoals zijn latere zus, maar boen je voorzichtig schoon onder koud stromend water. Je kan de vroege aardappelen niet zo goed bewaren, dus je kan ze het beste meteen eten op de dag van het oogsten.
Late aardappelen
Deze aardappel oogst je pas als de aardappel volledig geel verkleurd is. Aardappelen kun je het makkelijkste oogsten met een riek. Steek de riek voorzichtig naast de aardappelplant in de grond en haal schuin omhoog terug. De aardappels hangen dan (als het goed is) tussen de tanden van de riek. Was de aardappelen en laat ze vervolgens goed drogen, bijvoorbeeld buiten in de zon.
Laat de aardappelen nog twee dagen rijpen voordat je ze eet.
Zorg ervoor dat de aardappelen die je wilt bewaren, allemaal droog zijn, één natte aardappel gaat heel snel schimmelen en zal de rest van de aardappels aansteken en dat is zonde van je oogst! Zet de aardappelen vervolgens op een donkere en koele plaats weg. Een schuur of kelder is een hele goede bewaarplaats voor aardappelen!
Tip!
Laat bij het rooien (oogsten) geen aardappelen achter in de grond. Deze zullen weer verder groeien en dan zit je straks met een wildgroei aan aardappelen.
Lees verder