Aardappelen telen

Waar komt de aardappel vandaan
De Aardappel behoort tot de familie van de Nachtschades en komt van origine uit de bergen van Zuid-Amerika. Daar is de aardappel al duizenden jaren een van de belangrijkste voedselbronnen. De aardappel werd rond 1570 in Spanje aan land gebracht. De aardappel werd de alleen als siergewas en geneeskrachtig kruid geteeld. Later, in de loop van de 18e eeuw, werd de aardappel voor consumptie gebruikt.De aardappelplant is een tweejarig gewas maar wordt als eenjarige verbouwd. De bladeren zijn lichtbehaard en hebben het uiterlijk van tomatenbladeren. De aardappelplant is vorstgevoelig. Een aardappel vormt onder de grond een aantal stengels. Aan het eind van de stengel wordt de aardappel gevormd. In zo een aardappel worden de voedingsreserves van de aardappelplant opgeslagen. Iedere aardappelsoort varieert van uiterlijk. De ene aardappel heeft een gladde schil en de andere heeft een ruwe schil ook in de grote en kleur zit ook veel verschil. Iedere aardappel heeft een aantal knopaanzetten. Deze knopaanzetten worden ook wel "ogen'' genoemd. Uit deze ogen vormen zich volgend jaar een nieuwe plant met nieuwe aardappelen.
Welk ras telen
Er bestaan diverse variëteiten in aardappelen. Er zijn vroege, halfvroege, halflate en late soorten. Ieder soort heeft zo zijn voordelen en nadelen. Halfvroege aardappelrassen is de groeiperiode minder lang en hebben minder kans om besmet te worden met een aardappelplaag (schimmelziekte). Maar vroege soorten moet je voorkiemen en zijn minder lang te bewaren, ongeveer tot de winter. Latere aardappel rassen hebben een langere groeiperiode. Je kunt ze het beste lang bewaren, de hele winter door. Maar latere aardappel rassen zijn weer gevoeliger voor aardappelplagen.Er zijn ook vastkokende en kruimige soorten. Vastkokende soorten hebben een fijne structuur en houden hun vorm na het koken. Het zijn de aardappelen die gekookt of gebakken op te dienen. Kruimige aardappelen vallen bij het koken uiteen en zijn voor bijna alle manieren toepasbaar.
Vroege aardappelen kan je het beste pas na 10 april poten. Dit in verband met de temperatuur.
Hieronder word een lijst met aardappelen getoond waarvan de aardappelen redelijk tot goed tegen aardappelplagen kan.
Vroege aardappelen zijn:
- Première: Kan zeer vroeg geoogst worden. Het is een kruimige aardappel met een gele gladde schil en lichtgeel vruchtvlees.
- Prior: Vast aardappel. Geschikt voor kleigrond.
- Fresco: Vroege aardappel. Vastkokend. Zeer goede keukenaardappel, geschikt voor frieten. Lang bewaarbaar.
Halfvroege aardappelen zijn:
Dit ras is bijzonder tolerant tegen aardappelplaag en wordt zelfs aangeraden voor biologische teelt.
- Santé: Kruimige aardappel met lichtgeel vruchtvlees. Geschikt voor alle bereidingen. Kan goed bewaard worden.
Middenlaat en late aardappelen
- Agria
- Nicola
- Charlotte
Zijn bekende, vrij tolerante soorten tegen aardappelplaag.
Bijzonder immuun tegen aardappelplaag zijn:
- Ditta
- Remarka
- Disco
- Surprise
- Allure
- Aziza
- Texla
De Texla staat er om bekent eigenlijk nooit last van een aardappelplaag te hebben.
Waar een aardappel poten
Aardappelen kan je op verschillende soorten grond poten. Natte gronden vinden ze alleen niet zo prettig. Aardappelplanten staan graag in de volle zon met voldoende luchtbeweging. Zo krijgt de aardappel stevig groen en kunnen aardappelziektes vermeden worden. Aardappelen houden van grond met een wat lagere pH, 5-6. Verder houd de aardappelplant van organische bemesting met wat koemest of compost. De kalium is ook belangrijk voor de aardappel. De waterhuishouding (glazigheid) en de bewaarbaarheid van de aardappel word hierdoor bepaald.Pootaardappelen zijn te verkrijgen in verschillende maten. Maar pootaardappelen van 28-35 mm worden meestal gebruikt. Kleinere pootaardappelen geven meestal grotere maar minder aardappelen. Grote pootaardappelen moeten verder uiteen geplant worden om voldoende aardappelen te kunnen krijgen.
Het planten van de aardappelen gebeurt in rijen. Houd 35 tot 50 cm afstand. Een ruime rijafstand is makkelijk bij het aanaarden (zie volgend hoofdstuk). Maak putjes in de grond, in zware grond 5 cm diep en op lichte grond 10 cm diep, langs een plantkoord. Leg een pootaardappel in zo een putje en vul de putjes verder met grond af, zonder aan te drukken.
Aardappelen kunnen ook in potten geteeld worden. De pot moet wel diep genoeg zijn en een inhoud van 12 tot 15 liter per plant hebben. Vul de pot met grond zodat er nog 15 cm vrije ruimte hebt. Plant de pootaardappel en 5 cm diep. Vulde pot twee keer bij met aarde, iedere keer als de plant voldoende gegroeid is.