Het telen en bewaren van tuinbonen
Tuinbonen kunnen vanaf eind januari worden voorgezaaid onder glas of in potten. Vanaf maart is zaaien in volle grond mogelijk. De bonen kiemen bij temperaturen vanaf vijf graden en kunnen lichte vorst verdragen. Tuinbonen houden van een zonnige plek en vochtige grond. De planten worden vrij groot, houd daar rekening mee bij het zaaien. Tuinbonen hebben nog wel eens last van luizen. Die tasten de toppen van de planten aan. Aangetaste planten moeten altijd worden behandeld. Je kunt een luizenplaag voorkomen door vroeg te zaaien. Vanaf juni kunnen de eerste tuinbonen dan worden geoogst.
Het zaaien van tuinbonen
Tuinbonen kunnen vanaf eind januari onder glas worden voorgezaaid. De jonge plantjes mogen in maart de volle grond in. Meteen in volle grond zaaien kan vanaf eind februari tot begin mei. Door de zaaimomenten te spreiden kun je doorlopend verse tuinbonen oogsten.
De grond
Zaai de tuinbonen op een koele, zonnige plek. De planten hebben vochtige grond nodig, bij voorkeur leem- of kleigrond. Zandgrond is arme grond die gauw uitdroogt. Deze grond is vooral geschikt voor de vroege teelt. Verbeter de zandgrond eerst door het te vermengen met compost.
De tuinbonen
De planten worden tussen de 70 cm en 140 cm hoog. Houd daarom een plantafstand aan van 10 tot 15 cm en 40 tot 60 cm tussen de rijen. Zaai de bonen op ongeveer vijf centimeter diepte. Week de zaden een nacht in water, ze worden dan groot wat het uitzetten vergemakkelijkt.
Het afharden van de planten
Zet voorgezaaide tuinbonen op een koele, (10 - 12 graden) lichte plek om te voorkomen dat de planten de lucht inschieten met lange, slappe stengels tot gevolg. Voordat de planten in volle grond worden geplant moeten ze worden afgehard. Zet de jonge planten overdag, bij goed weer, buiten. Doe dit bij gunstige weersomstandigheden ook eens 's nachts. Plant ze na een paar weken in de volle grond.
De bemesting
Gebruik compost voor het bemesten van tuinbonen.
De groei van tuinbonen
Tuinbonen kunnen 70 tot 140 cm hoog worden, dit is afhankelijk van het ras. De hogere soorten hebben soms wat extra steun nodig om te voorkomen dat ze omvallen. Vanaf mei bloeien de bonen met witte of roze bloemtrossen die groeien in de oksels van het blad. Vanaf juni kan er worden geoogst. De peulen zijn, afhankelijk van het ras, 10 tot 20 cm lang. Laat de bonen niet te lang aan de plant zitten. Jonge tuinbonen zijn het lekkerst.
Tuinbonen en luizen
Bladluizen kunnen een echte plaag vormen voor de tuinbonen. Vooral de zwarte bladluizen tasten de toppen van de planten aan die daardoor vies en plakkerig worden. Behandel de planten die zijn aangetast door luizen altijd.
Een luizenplaag voorkomen
- Begin vroeg met het telen van tuinbonen door voor te zaaien zodat de planten in maart de volle grond in kunnen.
- Haal de toppen uit de planten zodra er luizen worden gesignaleerd. Een plant vervoert de meeste voedingsstoffen naar de hardst groeiende delen van een plant. Bij tuinbonen is dit de top, daarom is dat voor luizen het beste plekje. Een ander voordeel van het toppen is het bevorderen van de vruchtvorming.
- Spoel de luizen die na het toppen blijven zitten weg met een harde waterstraal.
- Plant naast een rij tuinbonen een rij dille of bonenkruid, dit zijn natuurlijke luizenbestrijders.
Het bewaren van tuinbonen
Tuinbonen kunnen worden ingevroren. De blanke tuinbonen hebben een mildere smaak maar een harde schil en zijn daarom minder geschikt om in te vriezen.