Wat wordt bedoeld met eternit?
Eternit is een producent van bouwmaterialen die wereldwijd actief is. Wie aan Eternit denkt, denkt aan asbest. En dat is niet geheel onterecht. Het Eternit-concern was decennialang een van de grootste producenten van asbesthoudende (bouw)materialen ter wereld. De oprichter van de multinational, Ludwig Hatschek, was ook de bedenker van het Hatschek-procedé, waarmee het mogelijk was cementproducten te versterken door het cement te mengen met asbestvezels. Toen vele jaren later duidelijk werd hoe schadelijk het gebruik van asbest was, werd in veel landen waar het gebruik van asbest verboden werd door de lokale Eternit-bedrijven het asbest vervangen door minder risicovolle materialen. Het Eternit-concern produceerde zowel asbesthoudende als asbestvrije bouwmaterialen.
Geschiedenis van het concern
Oprichting
Het bedrijf dat in 1903 Eternit werd genoemd, is in 1894 gesticht in een oude papierfabriek in de Oostenrijkse stad Vocklabrück. Hier ontwikkelde Ludwig Hatschek een productiemethode waarbij in een papiermolen, ook wel een "Hollander" genaamd, portlandcement met water en asbest werd gemengd en er een verstevigde cementplaat ontstond. Het gebruik van asbest in cement was overigens niet nieuw maar werd eerder in de negentiende eeuw al toegepast, zij het in een heel ander soort product. In 1901 vroeg Ludwig Hatschek een patent aan op de methode die voortaan als het Hatschek-procedé bekend kwam te staan en tot vandaag de dag in de eenentwintigste eeuw nog steeds gangbaar is bij de productie van versterkte vezelcementplaten die in de bouw worden toegepast. Het duurde echter tot 1904 voordat de grootschalige productie van asbestcement enige vorm begon te krijgen.
Groei
Het gebruik van asbestcement in de bouw werd door de uitvinding van Hatschek in korte tijd zeer populair en de winning en het gebruik van ruwe asbest namen spectaculair toe. Binnen korte tijd werden er in verschillende andere Europese landen, waaronder België, Duitsland en Italië, nieuwe vestigingen geopend. Gestaag groeide in de jaren daarna ook het arsenaal aan toepassingen dat met asbestcement kon worden gemaakt. Waar aanvankelijk alleen vlakke platen en dakleien van asbestcement werden vervaardigd, werd in 1910 de asbestcementgolfplaat ontwikkeld en door de uitvinding van het Mazza-procedé in 1912 konden ook asbestcementbuizen voor onder andere drinkwatertransport grootschalig worden gefabriceerd. Binnen dertig jaar werd het mogelijk om onder andere bloembakken, rookgasafvoeren, aanrechtbladen, vensterbanken, stortkokers en dakgoten van asbestcement te fabriceren. In vrijwel ieder Europees land was intussen wel een Eternit-vestiging geopend.
Diversificatie
In de jaren van de opbouw na de Tweede Wereldoorlog ontstond er een enorme behoefte aan goedkope bouwmaterialen en Eternit profiteerde daar volop van. Het bedrijf vergaarde in de loop van de jaren vijftig en zestig belangen in de productie van andere bouwmaterialen dan asbestcement zoals vloerbedekking, gipsplaten, brandvertragende materialen, glas en isolatiematerialen. Toen in de jaren tachtig steeds meer duidelijk werd over de negatieve gevolgen voor de gezondheid van asbest werd het gebruik van asbest steeds verder afgebouwd en volgens het concern in het begin van de eenentwintigste eeuw helemaal gestaakt. In de jaren negentig onderging het concern een naamsverandering en ging de Etex-group heten. Het Eternit-logo prijkt echter nog op veel vestigingen en wordt nog steeds aan veel producten meegegeven.
Naamgeving Eternit
In 1903 gaf Ludwig Hatschek zijn asbestcementproducten de naam Eternit mee. Deze naam was afgeleid van het Latijnse 'aeternus' wat eeuwig of oneindig betekent. De officiële bedrijfsnaam werd daarna veranderd in Eternit Werke Ludwig Hatschek. De naam Eternit wordt in datzelfde jaar een gedeponeerd handelsmerk.
In Nederland heerst er vaak onduidelijkheid over de betekenis van de term eternit. Veel mensen gebruiken de term eternit om een asbesthoudend materiaal aan te duiden terwijl het materiaal ook door een ander producent kan zijn gefabriceerd. Er wordt wel eens gesproken over eternit-asbest als zou eternit een asbestsoort zijn, ook dat is onjuist. Eternit wordt in Nederland vaak (foutief) geschreven als eterniet of etherniet. Eternit is een producent van verschillende soorten bouwmaterialen die zowel asbesthoudende als asbestvrije bouwmaterialen heeft geproduceerd, maar de naam alleen geeft geen zekerheid over de aan- of afwezigheid van asbest in een bouwmateriaal.
Licenties voor gebruik Hatschek procedé
Nadat Ludwig Hatschek zijn productiemethode in 1901 gepatenteerd had, werden in ruil voor aandelen in de nieuw op te richten bedrijven, licenties uitgedeeld aan andere ondernemers die het Hatschek-procedé wilden toepassen om asbestcementproducten te vervaardigen. Per land werd er maar één licentie uitgegeven en vaak kreeg de lokale asbestcementfabriek ook de naam eternit. Nederland vormde hierop een van de weinige uitzonderingen. De Nederlandse patenthouder was het bedrijf Martinit dat in 1912 werd opgericht in Amsterdam. Tot dat het patent in de jaren twintig verliep hadden de patenthouders het exclusieve recht op het toepassen van het Hatschek en de Eternit-naamvoering. Wel waren er in veel landen concurrenten actief die veelal andere methoden gebruikten om asbestcement te vervaardigen maar deze waren in de meeste gevallen minder succesvol.
Overnames
De meest succesvolle licentiehouders waren de Schmidheiny familie in Zwitserland en de Ensems familie in België. Door het nemen van meerderheidsbelangen of overnames van licentiehouders in andere landen hebben zij decennialang aan het hoofd gestaan van het wereldwijd opererende Eternit-concern en de lokale Eternit-vestigingen. Hierbij gesteund door leden van de Hatscheck familie en de oprichters van het de Franse Eternit-tak, de familie Cuvelier. Door de oprichting van het SAIAC-kartel in 1929, waar overigens ook andere asbestgiganten zoals het Britse Turner Newall deel van uitmaakten, bleven de verschillende Eternit-bedrijven wereldwijd met elkaar in verbonden.
Overnames in Nederland
In 1930 werd de Nederlandse licentiehouder van het Hatschek-patent, het in Amsterdam en Schiedam gevestigde Martinit, overgenomen door het Belgische Eternit-concern. De merknaam Martinit bleef vanuit de vestiging in Amsterdam nog tot in de jaren zestig aan de productie van asbestcement producten verbonden maar verdween geleidelijk. Opmerkelijk was de overname van wat de grootste concurrent van Eternit in Nederland leek, de in Harderwijk gevestigde asbestcementfabriek van Asbestona die in 1935 was opgericht. Al vanaf de oprichting van de Eternit-fabriek in Goor was er kritiek vanuit de eigenaren op het handelen van Eternit en werd er voor de buitenwacht een ogenschijnlijk harde concurrentiestrijd gevoerd. Echter bleek later dat de Asbestona-fabriek al vrij snel na de oprichting in het geheim was overgenomen door de Belgische Eternit-tak. De Nederlandse producent van asbestcement luchtkanalen, die volgens een zelf ontwikkeld procedé asbestcement produceerde, Ferrocal te Doesburg, en de asbestwarenfabriek van Nefabas in Oosterhout werden na de Tweede Wereldoorlog overgenomen door Eternit waarmee de gehele Nederlandse asbestcementindustrie in handen was van Eternit.
Overnames in België
De succesvolle Belgische Eternit-tak had zijn oorsprong in een cementfabriek die in 1905 een Hatscheck-patent verwerft. Zij hebben ook aan de wieg gestaan van de oprichting van de Franse Eternit-vestiging met de Fransman Joseph Cuvelier, SA Eternit France.
Net zoals in Nederland had Eternit ook in België vrijwel de volledige asbestcementindustrie in handen door de overname van Coverit, Modernit en Alfit. Alleen Scheerders van Kerchove (SVK) en de Belgische vestiging van de Amerikaanse asbestgigant Johns Manville in Mol stonden niet onder controle van het Eternit-concern. Naast asbestcement werden in België veel niet asbesthoudende bouwmaterialen geproduceerd door Eternit-bedrijven zoals Lithoperl (geëxpandeerd perliet), Eterfoam (isolatieschuim van geëxpandeerd fenol-formol hars), Eterglass (glaswol), gipsplaten door de overname van Gyproc en kunststoffen door de overname van Fademac.
Overnames in Duitsland
Evenals in België en Nederland werd ook in Duitsland het merendeel van de in het voormalige Bondsrepubliek West-Duitsland opererende asbestcementproducenten door Eternit ingelijfd. De Belgische en Zwitserse bestuurders hadden toen al langere tijd een meerderheidsbelang in de Duitse Eternit-vestiging. Zo werd Fulgurit ingelijfd, een asbestcementproducent die was opgericht door een van de eerste medewerkers van Ludwig Hatscheck en met wie een jarenlang geschil werd uitgevoerd over de licentierechten. In 1981 werd het Duitse promat overgenomen. Promat was een producent van brandvertragende bouwmaterialen, bekend van de promabest platen, die ook in Nederland veelvuldig zijn toegepast. Met de overname verschafte Eternit zich een goede marktpositie in de productie van brandwerende bouwmaterialen.
Asbestwinning
Om de toevoer van ruwe asbestvezels, een van de belangrijkste grondstoffen voor asbestcement, te kunnen garanderen, namen veel producenten van asbesthoudende producten een belang in in de asbestwinningsindustrie. Hieronder ook onderdelen van het Eternit-concern. Dansk Eternit, een van de weinige Eternit-bedrijven die niet door de Belgische of Zwitserse tak werd bestuurd en ook bekend is onder de naam Cembrit, was eigenaar van een asbestmijn in Cyprus. Via het Zuid-Afrikaanse Everite had de Zwitserse tak van het Eternit-concern belangen in de asbestwinning in Zuid-Afrika terwijl de Belgische Eternit-tak belangen had in Canadese asbestmijnen.
Rechtszaken tegen Eternit en zijn bestuurders
Vanwege het gebruik van asbest en de schadelijke gevolgen van blootstelling aan asbest op de gezondheid van mensen, hebben zowel onderdelen van het concern als verschillende bestuurders van Eternit zich moeten verantwoorden voor de rechter. Er zijn in het verleden verschillende rechtszaken gevoerd waarin schadevergoeding of strafrechtelijke vervolging van bestuurders van het concern werden geëist. Ook in Nederland zijn er verschillende rechtszaken gevoerd tegen onderdelen van het Eternit-concern waarin schadevergoedingen zijn geëist door asbestslachtoffers. In een aantal gevallen is Eternit veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen voor zowel milieuschade als arbeid gerelateerde schade.
In 2013 eindigde in Turijn het proces tegen de toenmalige topbestuurders van Eternit, de Zwitser Stephan Schmidheiny en de Belgische baron Louis de Cartier de Marchienne. Beiden werden in hoger beroep veroordeeld tot uiteindelijk 18 jaar cel en 30 miljoen euro schadevergoeding vanwege de dood van 3.000 mensen in de omgeving van vier Eternit-vestigingen in Italië. De Belgische verdachte overleed echter 10 dagen voordat het vonnis werd uitgesproken en de Zwitser Schmidheiny werd vanwege verjaring van de strafbare feiten in 2014 in cassatie vrijgesproken door het hooggerechtshof in Rome. In 2016 is door de openbaar aanklager een nieuw proces gestart in Turijn waarin Schmidheiny zich moet verantwoorden voor de dood van 258 mensen.