Diervriendelijke kleden van schapenvacht
Een wollig schapenkleedje op de bank of op de vloer ziet er niet alleen heel knus uit, het geeft je interieur ook een natuurlijk tintje. En het is, sinds ze begin jaren tachtig nagenoeg verdwenen, weer helemaal hip. Maar niet iedereen houdt van het idee om een ‘dood dier’ voor de open haard te zien liggen. Gelukkig is er een goed alternatief: een kleed van schapenvacht dat geen levens eist. Zo’n diervriendelijk kleed van schapenwol wordt gemaakt met behulp van een bijzondere ambachtelijke techniek, het zogeheten vachtvilten.
Een schapenkleed van wol, zonder de huid
Vachtvilten houdt in dat alleen de wol van het schaap gebruikt wordt en niet de huid. Elk jaar moeten schapen geschoren of geknipt worden en groeit de vacht opnieuw aan. De wol van het schaap gaat voor het grootste deel naar de wolfederatie, die door herders en schapenhouders weleens beschouwd wordt als de ‘afvalberg’ voor wol, vanwege de lage prijs die ervoor betaald wordt. Alleen de beste wol komt daarvoor bovendien in aanmerking. Daar wordt de wol machinaal verwerkt voor bijvoorbeeld kleding, dekbedden of isolatie. Schapenhouders zijn meestal blij om hun wol aan hobbyisten te verkopen, die er graag mooie dingen van maken. Een particulier kan bij vrijwel elke houder van schapen een complete vacht per stuk of per kilo kopen. Ook als een kudde schapen wordt ingezet voor natuurbeheer, zal doorgaans wel een enkele vacht achterblijven voor liefhebbers van spinnen of vilten, of voor educatie. Bij een houder van hobbydieren is meestal ook nog keuze: er zijn langharige schapen, schapen met korte zachte wol, bruine, witte, gevlekte of grijze, de varianten zijn eindeloos. Wol direct van de schapenhouder is niet duur. Afhankelijk van het ras kun je al voor een paar euro zo’n complete vacht kopen.
Hoe gaat vachtvilten in zijn werk?
Om een kleed te maken van een schapenvacht, wordt de ruwe wol gebruikt. Dat betekent dat de wol niet gewassen of bewerkt wordt voor de verwerking tot kleed. Vrijwel elke soort kan gebruikt worden, al is het wel gemakkelijker om een langharige vacht te gebruiken. De kroezige ondervacht hecht makkelijk tot vilt en de langere haren blijven mooi los. Ook deze langharige vachten zijn er in allerlei kleuren. Dat kan variëren van witte zijdezachte sluike wol tot stevige donkerbruine krulletjes. Maar ook grijs komt voor en eigenlijk alles daar tussenin. De vacht of een deel daarvan wordt ontdaan van de ergste viezigheid, zoals mest en takjes en strootjes. Daarna wordt de vacht ondersteboven op een grote tafel of op de grond gelegd. Vervolgens kan de vacht bedekt worden met een dunne laag uitgeplozen wol, zogeheten kaardvlies. Er bestaan diverse technieken om het kaardvlies aan de vacht te laten hechten, maar in ieder geval worden hiervoor heet water, zeep en wrijving gebruikt. De dunne laag kaardvlies hecht zich dankzij de bijzondere eigenschappen van wol aan de korte, geschoren zijde van de vacht. Hierdoor ontstaat een kleed met een vilten onderzijde, dat minstens zo stevig is als een kleed waar de huid van het schaap nog aan vastzit.
Onzichtbaar dierenleed
In sommige maatschappelijke kringen wordt vilten al heel lang gezien als een creatieve ‘must’. Kinderen leren het op scholen en hobbyclubs en het is ogenschijnlijk een milieuvriendelijke, diervriendelijke en uiterst natuurlijke bezigheid. Er kleeft echter een grote ‘maar’ aan. De wol, in de vorm van kaardvlies of lontwol, die veelal gebruikt wordt om te vilten, is vaak afkomstig van Merinoschapen. Deze wol is geliefd omdat het ragfijn van structuur is en daardoor heel prettig werkt. Het is goed te vormen en te bewerken. Ook om te breien is het een populaire wol, want de 'kriebelfactor' is laag. Dat maakt het uitermate geschikt om tot kleding te verwerken. Helaas komt veel wol van deze Merinoschapen uit Australië. Van de Australische schapenhouderij is bekend dat de schapen er dikwijls gruwelijk lijden. De schapen geven veel wol dankzij talrijke huidplooien. Juist dat maakt hen gevoelig voor een bepaalde aandoening (myasis): vliegen leggen graag hun eitjes in de vieze vacht, die tussen de plooien zit. Een heel nare aandoening en schapen lijden hier enorm onder, ze kunnen zelfs overlijden. Men probeert dat natuurlijk te voorkomen, maar helaas ontstaat daardoor juist weer veel onzichtbaar dierenleed. De methode hiervoor is namelijk het verwijderen van stukken huid aan de achterkant van het schaap. Op zich al niet erg diervriendelijk, maar erger nog is dat het bij ongeveer de helft van de schapen zonder enige vorm van verdoving gebeurt (
gegevens 2014).
Verbetering van het dierenwelzijn
Weinig mensen zijn op de hoogte van dit dierenleed en werken er dus indirect en onbewust aan mee, simpelweg door het kaardvlies of de lontwol te gebruiken voor hun goedbedoelde hobby. Gelukkig zijn er steeds meer organisaties die meehelpen om verbetering in de situatie te bewerkstelligen, waaronder Bont voor Dieren. Ook schapenhouders zelf proberen een bijdrage te leveren aan verbetering van het dierenwelzijn en bewustwording van de consument. Zo wordt door een groeiende groep, met behulp van een fokprogramma, gezorgd dat de schapen van nature minder huidplooien hebben, zodat het wegsnijden overbodig is. Ook in Europa wordt steeds vaker kleinschalig merinowol geproduceerd. Vanwege de hoge kosten van keurmerken ontbreken vaak certificaten bij deze wol, terwijl de schapenhouders wel degelijk op ecologisch verantwoorde wijze voor hun dieren zorgen (bron: Meervilt, april 2018). Veel verkopers van dergelijke wol vermelden waar de wol vandaan komt, wat een goede indicatie voor de diervriendelijkheid is.
Bron: Echtzeitjohann, Pixabay Zo kies je een diervriendelijk kleed van schapenvacht
Omdat mensen tegenwoordig erg veel waarde hechten aan duurzaamheid, waarbinnen dierenwelzijn een grote rol speelt, wordt steeds beter gelet op de herkomst van de producten die we gebruiken. Bij het vilten van schapenvachten is het dus niet alleen zaak om te letten op de leefomstandigheden van de schapen die de ruwe
vacht leveren, maar ook kritisch te zijn op de herkomst van het gebruikte
kaardvlies. Om zeker te weten dat er geen onnodig dierenleed heeft plaatsgevonden voor de vervaardiging van een schapenkleed, zijn diverse mogelijkheden. De belangrijkste is om de herkomst van de wol te achterhalen. In landen in Zuid-Amerika en in Nieuw Zeeland bijvoorbeeld, vindt het verwijderen van de huidplooien (in ieder geval sinds 2016) niet meer plaats, omdat de infectieziekte daar vrijwel niet voorkomt. Wolproductie staat echter nog in de kinderschoenen op het gebied van duurzaamheid. De door de Australische schapenhouderij beloofde verbetering die zou worden doorgevoerd per 2010 is er helaas niet gekomen. Wel is op kleine schaal het initiatief genomen voor zogeheten New Merino, afkomstig van schapen met minder huidplooien. Deze wol is in ieder geval duurzaam en traceerbaar. In 2020 komt echter volgens de statistieken nog steeds slechts 10% van de merino wol in Australië van gegarandeerd volledig mulesing vrije schapen.
Dierenwelzijn van schapen in Europa
De (ruwe) vacht voor het vilten kan natuurlijk aangekocht worden via een bekende schapenhouder, zoals een kudde voor natuurbeheer of hobbymatige houder in de directe omgeving. Daar kan met eigen ogen bekeken worden hoe de schapen leven. Verder wordt het risico op dierenleed sterk teruggedrongen, zo niet gegarandeerd, als voor het vilten kaardvlies wordt gebruikt dat afkomstig is uit Europa, zoals het bergschaap dat onder andere gehouden wordt in Duitsland en Tirol. Hiermee is in ieder geval duidelijk dat het betreffende schaap behandeld wordt volgens de Europese normen voor dierenwelzijn en is uitgesloten dat de schapen ontveld worden, zoals dat in Australië gebeurt. Dat deze wol minder fijn van structuur is, heeft op het vilten van vachten geen nadelige invloed. Het is juist uitstekend voor de kwaliteit van het kleed dat de viltlaag aan de onderzijde heel stevig is.