De moestuin: Teelt onder glas

De moestuin: Teelt onder glas Veel gewassen zouden bij zaaien in de koude grond, sterk vertraagd worden en eigenlijk pas na de vries (half mei) gezaaid kunnen worden. Om echter een vroege oogst te bekomen, kan men jonge planten en vroege groenten zoals sla, koolrabi, radijs, komkommer onder glas zaaien.

Groenten kweken onder glas

Het meest bekend is de teelt in een broeibak. Hiervoor moet men echter wel iets van tuinieren weten en er is veel zorgvuldigheid en verzorging nodig om de planten, afhankelijk van het weer, te luchten of te schermen. Dat mag ons er echter niet van weerhouden om een bak aan te leggen. Door nieuwe materialen en technische verbeteringen, is tegenwoordig de aanleg en verzorging heel wat gemakkelijker geworden.

Broeibakken kan men maken van verschillende materialen. Men kan ze metselen of van hout maken. Belangrijk is dat de ramen van de bak in noord-zuidrichting hellen om de zon goed op te vangen en het regenwater te laten weglopen. Houten bakken moeten tegen zwamaantasting worden geïmpregneerd met een middel dat voor planten onschadelijk is.

De warme bak

De aanleg van zo'n bak is vrij eenvoudig. Men zet op een tegen de wind beschutte plaats een houten geraamte neer, dat in oost-westrichting moet liggen. De bak moet van noord naar zuid een helling hebben van 5 tot 10 cm, opdat hij voldoende zon krijgt en het regenwater wegloopt. De hoogte van de bak bedraagt 50 tot 60 cm. Alle houten onderdelen worden met een voor de planten onschadelijk impregneermiddel geschilderd. In plaats van hout kan men ook kant en klare onderdelen van een ander materiaal (eterniet of plastic) gebruiken.

De maten van de standaard ramen zijn 150 x 80 cm. Er zijn echter ook kleinere maten in de handel, die beter aan de individuele verlangens van de tuinier tegemoetkomen, zodat dergelijke ruiten door iedereen gehanteerd kunnen worden. Als ruit neemt men blank glas dat de zonnestraling niet tegenhoudt of men neemt een raam dat dubbel met plastic folie is bespannen. Er zijn ook heel praktische ramen in de handel van plexiglas of stegdoppelplaten (18 mm), die heel licht zijn en goede lichtdoorlatende eigenschappen bezitten. Dit materiaal is niet bepaald goedkoop, maar het breekt niet en dat is ten opzichte van gewoon glas toch wel een groot voordeel. Er zijn ook complete bakken met ramen en ruiten in de handel. Deze gaan van een eenvoudig raam tot hoogontwikkeld technisch speelgoed met automatisch openende en sluitende beluchtingslamellen.

Vroeger werd de warme bak verwarmd met paardemest om vroeg met de teelt te kunnen beginnen. Een laag blad diende voor isolatie, om warmteverlies naar onderen te vermijden. Dan kwam een laag strohoudende paardemest van circa 30 cm, die stevig werd aangetrapt, en daarover een laag grond van 10 tot 20 cm gezeefde compostgrond, vermengd met gelijke delen turfmolm. Als men geen paardemest kan krijgen, kan men zich ook behelpen met een laag stro, die men liefst al een paar maanden tevoren in de bak brengt, opdat het begint te verteren. Een paar dagen voor men in het voorjaar de bak klaarmaakt, trapt men het stro stevig aan en begiet het met warm of heet water. Dan voegt men per baal (25 kg) stro, 1 kg kalksalpeter toe en brengt er na 3 à 4 dagen een laag potgrond op. Men moet erop letten dat deze grondlaag horizontaal ligt en niet met het raam mee naar het zuiden afloopt. De eerste paar dagen ontstaan dichte dampwolken, die men door een spleet (plat liggend luchthout onder het raam) of open zetten van eventuele lamellen, laat wegtrekken. Dan kan er worden gezaaid.

Er zijn ook elektrisch verwarmde bakken. Men legt 6 tot 8 meter verwarmingskabel per m² bak, die in een 15 cm dikke laag zand komt. Daarop wordt de teelaarde gebracht. We moeten er echter op wijzen dat het stroomverbruik van dergelijke bakken vrij hoog is en dat men eigenlijk een thermostaat moet inbouwen om de warmte te regelen. Isolatie aan de onderkant is heel belangrijk. Hiervoor kunnen blad of tempexplaten worden gebruikt. Er zijn ook kweekbakken die men in de kamer boven de verwarming kan zetten. Die zijn echter alleen geschikt voor het opkweken van kleine hoeveelheden plantjes.

Ook een koude bak kan voor het opkweken heel nuttig zijn. Onder de in te brengen aarde kan ook hier een isolatielaag worden aangebracht (tempex, steenwol of blad) om het verloren gaan van de overdag ingestraalde warmte naar de ondergrond zoveel mogelijk te voorkomen. Zo'n koude bak wordt later in gebruik genomen dan een warme bak, maar er kan toch meerdere weken eerder begonnen worden met het opkweken van jonge plantjes en groenten.

Als de grond erin is gebracht, legt men de ramen zo op de bak dat er een smalle luchtspleet overblijft, zodat de grond kan drogen. Na 2 à 3 dagen kan men gaan zaaien. Maak het oppervlak glad met de achterkant van de hark en een plank of lat. Men kan breedwerpig of in rijen zaaien, aandrukken en met een fijne broes met lauwwarm water gieten en daarna met fijn gezeefde grond afdekken. Zaaien in rijtjes met 6 tot 8 cm afstand is makkelijker in onderhoud en men kan gelijkmatiger zaaien. Bij het warm-vochtige klimaat in de warme bak kunnen te dicht staande planten makkelijk door ziekten worden aangetast.

Na het zaaien en goed markeren van de afzonderlijke soorten, sluit men de bak en verduistert hem met folie: het meeste zaad kiemt gelijkmatiger in het donker. Als de eerste puntjes van de kiemplanten te voorschijn komen, wordt de folie overdag weggenomen. Naarmate ze groeien laat men meer en meer lucht toe tot de plantjes, opdat ze stevig en flink opgroeien. We moeten erop letten dat ze juist in dit stadium niet te zacht zijn, anders worden het nooit goede planten. Belangrijk is de planten in de bak tijdig te verspenen, voor ze te veel de hoogte in schieten. Hoe gedrongener en vrijer de planten opgroeien en hoe meer frisse lucht ze krijgen, des te beter ze later in de volle grond groeien.

Als grondregels voor het voorkweken van planten geldt:

  1. Gelijkmatig vochtig houden
  2. Veel frisse lucht (nooit tocht)
  3. Gezonde grond die vrij is van rottingsbacteriën
  4. Ruime stand, afhankelijk van de grootte van de plantjes

Frisse lucht in de bak is over het algemeen noodzakelijk als de temperatuur tot 15 °C is gestegen. Men regelt het luchten door het verstellen van de lamellen. Bij stijgende temperaturen, gaan de ramen verder open. Daarbij moet men op de windrichting letten. Luchten doet men altijd aan de van de wind afgekeerde kant. Kort voor het uitplanten moeten de ramen er langere tijd worden afgehaald.

Drie tot vier dagen voor het planten worden ze er helemaal afgehaald, zodat de afgeharde planten zonder problemen verder groeien in de volle grond. Door het afdekken van de ramen met zeilen of folie, blijft de warmte in de bak. Bij vorst mag de bedekking 's morgens niet te vroeg worden verwijderd. Men haalt de bedekking er dan maar even af.

Bij het gieten moet men een fijne broes en kan men voorverwarmd water gebruiken. Daarbij moet men erop letten dat de grond gelijkmatig vochtig blijft. Na het gieten blijven de ramen wegens de door verdamping ontstane koude, eerst nog dicht. Als de temperatuur na een half uur weer oploopt, kan er worden gelucht. Beter dan gieten is het spuiten met een fijne broes of vernevelen. Hoge luchtvochtigheid bevordert de groei.

Schadelijke dieren in de bak zoals veenmollen, muizen, woelmuizen en mollen worden niet geduld. Ze kunnen grote schade aanrichten aan de kleine plantjes.

De bouw van een kas

Hoewel de rendabiliteit twijfelachtig is, is er een groot aanbod op de markt van kassen. Houten en ijzeren constructies vereisen veel onderhoud. Ze zijn in aanschaf wel het goedkoopst, maar in onderhoud het duurst. Aluminium kassen vragen vrijwel geen onderhoud. Polyester en plexiglas (stegdoppelplaten) zorgen ervoor dat men met de ramen verder ook geen problemen heeft. De warmte-isolering van dergelijke kunststofplaten is uitstekend. Ondanks de hoge aanschafprijs, zijn deze kassen toch te prefereren. De prijzen zijn, afhankelijk van wat men nodig heeft, zeer verschillend. Hoge nevenkosten ontstaan voor verwarming en grondbedekking, tabletten en dergelijke. Bij overdaad aan aanbiedingen, is het aan te bevelen bij verschillende firma's prijzen op te vragen voor men besluit tot aankoop.
Kassen kan men ook als muurkas tegen het huis of een andere muur bouwen. Het is zelfs mogelijk ze zo neer te zetten, dat ze als uitbreiding van de woonkamer als wintertuin goede diensten doen.

Water en elektriciteit zijn voor een kas onmisbaar en een automatische bevloeiingsinstallatie is makkelijk, want op warme dagen kan het voorkomen dat tweemaal per dag moet worden gegoten. Of een kas als koude of warme kas wordt gebruikt, is een beslissing van de eigenaar. Bij een koude kas heeft men weinig extra techniek nodig, omdat men pas in het voorjaar gaat planten als de koude nachten voorbij zijn. Voor de enkele vorstnachten die dan nog kunnen optreden, is een petroleumkachel of een elektrische vuurtje voldoende. Wie echter het hele jaar door waardevolle bloemen wil kweken, moet natuurlijk een warme of gematigde kas nemen. Hier moet met olie, gas of elektra voor de noodzakelijke verwarming worden gezorgd. Bijzonder belangrijk is de verluchting. Voor veel planten (b.v. tomaten) mag de temperatuur niet boven 25 °C komen.

Om de voor bepaalde tropische planten noodzakelijke gelijkmatige temperatuur aan te houden, is nogal wat techniek nodig. Weliswaar worden er door verschillende firma's al volledig geautomatiseerde kassen aangeboden, maar dat is alleen doelmatig als er voldoende ruimte is en er grote hoeveelheden planten worden gekweekt. Voor de tuin komt zo'n kas nauwelijks in aanmerking.

Zaaien onder glas en in de koude grond

De kwaliteit van het zaad is bepalend voor de kwaliteit van de oogst. Het zaad moet gelijkmatig goed gerijpt zijn en een volle korrel hebben. Als men het wrijft moet men de geur van de latere plant ruiken. Gezond zaad is fijn glanzend. Aan de kiemkracht ziet men de kwaliteit. Met kiemproeven kan men vaststellen hoe het zaad is. Men legt de zaden tussen vloeipapier, dat met een kant in het water hangt. Aan de hoeveelheid opkomend zaad ziet men de kiemkracht. Dergelijke proeven zijn vooral goed bij zaad dat men van eerdere zaaisels heeft overgehouden. Zelf zaad kweken levert meestal geen besparing op. Vaak komt er dan namelijk iets anders op dan het ras waarvan men het zaad heeft gewonnen. De lagere kosten van het zelf zaad winnen wegen niet op tegen de geringere oogst bij minder goede rassen. Overgebleven zaad bewaart men in gesloten zakjes op een koele, vorstvrije plaats, opdat de kiemkracht zolang mogelijk bewaard blijft.

Ontsmetten

Meestal is het gekochte zaad al ontsmet en dan hoeft men dat niet nog eens te doen. Het komt slechts zelden voor dat men gedwongen is zaad te ontsmetten. Het ontsmetten dient ertoe schimmelsporen, die aan het zaad zitten, te vernietigen. Bij droge ontsmetting doet men ontsmettingsmiddel en zaad in een fles en schudt men zo lang tot een laagje ontsmettingsmiddel het zaad bedekt. Nat ontsmetten doet men niet vaak meer.

Het zaaien

Onder in de zaaibakjes moeten gaten zitten, waar potscherven of grof grind op moet liggen om ze open te houden. Bij grote schalen kan men een doorlatende folie of vlies over de draineerlaag leggen en daarop de zaaigrond aanbrengen (met scherp zand vermengde compostaarde of potgrond). Men zaait op het glad gemaakte oppervlak breedwerpig (grotere korrels apart in vlakke geulen). Het zaad wordt licht gekroesd en met een dunne laag gezeefde grond afgedekt. Voor betere kieming moet men de schaal met plastic folie of een glasplaatje afdekken, dat van tijd tot tijd wordt geopend. De eerste dagen kan men de schalen in het donker zetten, maar nodig is dat zeker niet. Zodra men merkt dat het zaad kiemt komen ze in het licht. De planten mogen nooit gebrek aan vocht hebben.

Er zijn vele soorten schalen en potten die men voor het zaaien kan gebruiken: stenen potjes, kistjes, multipotplaten, jiffypotjes, plastic potjes; belangrijk is altijd dat het water goed weg kan. Multipotplaten van plastic laten water en lucht door. Het vochtverlies is daar zeer gering. Toch moet men zorgen voldoende en regelmatig te gieten om een gelijkblijvende vochtigheid in stand te houden.

Als zaaisubstraat kan men in tuincentra speciale zaaigrond kopen. Potjes van cellulose of turf, die vaak met vele aan elkaar zitten en samen met de daarin gekweekte plant in de grond kunnen worden gezet, worden steeds met maar één zaadje bezaaid, of men verwijdert later overtollige exemplaren. Alleen de beste kiemplant blijft staan, want daarvan kan men de beste opbrengst verwachten.

Op zaaibedden in de volle grond zaait men daarvoor geschikte planten als koolsoorten, vroege sla en dergelijke, die later op de bestemde plaats worden uitgeplant. Zaaien direct op de bestemde plaats doet men met planten die niet verplant kunnen worden: spinazie, worteltjes, pluksla en andere. De gewenste afstand krijgt men door uittrekken van het teveel aan planten (dunnen).

Een oude tuinregel zegt dat een zaadkorrel slechts zo dik met grond mag worden bedekt als hij zelf dik is. Bij fijn zaad is het overbroezen en aandrukken al voldoende, bij dikke korrels mag de grondlaag tot tweemaal zo dik zijn als de zaadkorrel. Diep gezaaid zaad kiemt slecht en onregelmatig en voor het doordringen van dikke lagen grond heeft de kiemplant al veel kracht nodig.

Bescherming van de zaaibedden

Zaadetende vogels kunnen op de zaaibedden schade aanrichten. Daarom moet men er netten of gaatjesfolie over leggen. Erwten, Lathyrus en bonen kan men tegen duiven en andere vogels met takken of netten beschermen. Garen, folielinten en andere vogelafweermiddelen uit de handel kunnen de “modern” geworden vogels over het algemeen niet meer afschrikken. Al zijn de vogelverschrikkers nog zo afstotend, een paar uur later zitten de vogels er vaak al op.

Het kiemen

Vroeg gezaaid zaad komt meestal al door de vochtigheid in de grond tot kiemen. Bij latere zaaisels moet met water worden geholpen, opdat de grond regelmatig vochtig blijft. Ook in de volle grond mogen kieming en jonge groei nooit door droogte worden verstoord.

Hoe later in het jaar men zaait, des te belangrijker is het dat het zaad stevig vast ligt in de grond. Aankloppen met de schop of met een vlakke schoffel is aan te bevelen. Op zware grond kan men het best in rijen zaaien. De geulen worden met goede compost gevuld, waar het zaad dan in gestrooid wordt. Dan kunnen de zaailingen eerst kracht opdoen, voor ze de zware grond binnendringen.

Hardschillige zaden als komkommer, pompoen, erwten en bonen kiemen sneller als men ze voor het zaaien 12 uur in water legt. Ze mogen echter niet zo lang in het water blijven liggen tot ze stikken of gaan gisten.

Fijn zaad, zoals van worteltjes of sla, kan men met zand mengen opdat het niet te dicht valt. Het latere uitdunnen of verplanten mag men in geen geval achterwege laten. Belangrijkste regel bij het zaaien: liever te dun dan te dicht zaaien! Dicht op elkaar staande, hoog uitgegroeide planten vallen gauw ten offer aan ziekten en ongedierte.

Verspenen

Vroeger werden jonge zaailingen door tijdelijk verpotten in betere grond en met grotere tussenruimte en inkorten van de wortels gedwongen tot de vorming van een bijzonder goed wortelstelsel en scheuten. Dit zogenaamde verspenen kan men echter bij jonge groenteplanten gedeeltelijk achterwege laten, want het vraagt veel tijd en door de groeistoring komt de plant wel 14 dagen achterop. Bij humusrijke grond (potgrond of zaaigrond) is de beworteling van zaailingen ook zonder verspenen goed. Bij het verplanten moet men erop letten dat er telkens slechts zoveel planten worden opgenomen als men snel weer kan planten. De gevoelige wortels mogen beslist niet uitdrogen en blootgesteld worden aan zon en wind.

Bij het verspenen moet men erop letten dat de wortels goed verdeeld in de grond komen. Te lange wortels mag men niet ombuigen, maar men nijpt ze af. Bij kropsla mogen de wortels niet worden beschadigd, omdat hij dan gauw schiet.

Uitplanten

Jonge plantjes zet men tot aan de kiemblaadjes in de grond. Zo zijn ze in staat zijwortels te maken waardoor de plantjes goed voedsel kunnen opnemen en stevig komen te staan. Bij het planten drukt men de grond van opzij af goed aan om een goede aansluiting met de grond te krijgen. Belangrijk is ook het aangieten na het planten. Kropsla mag niet dieper worden geplant dan hij op het zaaibed stond, anders gaan de onderste blaadjes makkelijk rotten en geeft de sla slechte kroppen. Jonge groenteplantjes kan men het best bij somber, regenachtig weer uitplanten, dan is er de meeste kans dat ze goed doorgroeien. Bij mooi weer plant men in de late namiddag. Gedurende de nacht en ochtend zijn de planten dan zo ver aangeslagen, dat ze in de zon niet meer verwelken. Na het planten en aangieten wordt de grond met de schoffel of cultivator goed losgemaakt om de verdamping te beperken. Bij sterke zon is het goed de eerste dagen wat schaduw te geven met folie of krantepapier.

Gieten en sproeien

Regen en grondwater zijn meestal niet voldoende om de planten de vereiste hoeveelheid water te geven. Veel van onze gevoelige groentegewassen hebben last van groeistoringen als ze lang last van droogte hebben. Planten met een sappig weefsel verhouten en worden zozeer in hun ontwikkeling gestoord, dat ze er maar moeilijk bovenop komen. In goed bewerkte, doorlatende tuingrond kan het water altijd goed worden verdeeld. Bij zware, verdichte grond krijgt men gauw last van te veel water.

Bij het water geven koelt de grond af. De vochtigheid van de winter blijft meestal aanwezig tot in de tweede helft van mei. Extra water geven is pas daarna nodig. Grondig water geven is beter dan vaak en oppervlakkig water geven, omdat het water tot bij de wortels moet doordringen. Het is voldoende als er eenmaal in de week goed wordt gegoten. Uitgedroogde grond neemt niet makkelijk water op. De grond moet dan met een cultivator los en kruimelig worden gemaakt om goed water te kunnen opnemen. Na het gieten moet de grond met een schoffel of hark nog eens worden losgemaakt om de capillairen te vernielen, waardoor de verdamping uit de grond minder wordt. De planten kunnen zelf de watervoorraad goed gebruiken.

Het aangieten bij het planten zorgt voor een goede aansluiting tussen wortels en grond. De losgemaakte grond klinkt in, holtes worden dicht gespoeld. De plant kan snel aanslaan: zodra het water is weggezakt moet men de grond rondom de plant weer losmaken, opdat er lucht bij de wortels kan komen.

De beste tijd om te gieten is de vroege morgen. De planten en de grond zijn in de nacht toch al sterk afgekoeld en de planten krijgen door het water dan geen koudeshock. Als er op warme dagen moet worden gegoten, moet men dit niet tussen 10 en 16 uur doen. De groei van de planten kan dan door de plotselinge afkoeling worden geschaad. Als de ochtenduren niet voldoende zijn voor het gieten kan men het 's avonds verder doen. Het beste is water geven tijdens of na regen. Dat klinkt gek, maar het water kan dan dieper in de grond doordringen.

Spuiten met de slang moet men alleen doen als er een goede sproeier op zit en nooit met een sterke straal direct op de planten spuiten. Het best is het water fijn verdeeld in een hoge boog door de lucht te spuiten.

Beregeningssystemen

Er bestaat een serie beregeningssystemen voor de tuin die het bevloeien van de planten vergemakkelijken. We noemen hier eerst de ondergrondse sproeiers, die blijvend worden geïnstalleerd en waarbij het deksel op de sproeikop gelijk met de grond ligt. Als men de kraan opent, komen de sproeikoppen uit de grond en de beregening begint. Deze makkelijke en eenvoudige manier van spuiten is vrij duur in de aanschaf. Men kan met een beetje handigheid zelf de (plastic) leidingbuizen leggen. De sproeikoppen zitten hierop met klemverbindingen. Bij een dergelijke installatie moet men wel voldoende waterdruk hebben. Als de druk niet voldoende is, moet er een drukaggregaat tussen worden geplaatst.

Sproeiers zijn er in alle maten en vormen. Zwenksproeiers bestrijken een rechthoekig oppervlak van 180 tot 320 m²; cirkelsproeiers, de naam zegt het al, een cirkelvormig oppervlak. Verschillende firma's hebben tegenwoordig steeksystemen, die op de waterleiding of een pomp kunnen worden aangesloten. Sproeiers die een rechthoek bestrijken, hebben het voordeel dat precies rechthoekige vlakken worden beregend. Bij cirkelvormige overlappen de beregende stukken elkaar.

Druppelslangen of sproeislangen zijn een alternatief voor de besproeiing van daktuinen, waar men niet kan werken met spuiten. De slangen met twee rijen gaatjes brengen het water direct op de ernaast gelegen vlakken, maar hebben helaas geen lange levensduur.

Kwaliteit van het water

In veel gevallen is men aangewezen op leidingwater. Dat is echter niet erg goed voor de planten door het vele kalk en chloor. Dat is schadelijk voor gevoelige gewassen. Men kan met onthardings- of filterinstallaties een deel van de kalk met ionenwisselaars binden, zodat het water zachter wordt. Het beste gietwater, is ondanks de zure regen toch altijd nog regenwater, dat men in een ton/waterput opvangt.
© 2010 - 2024 Raphaella, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Vruchtwisselingsplan groentetuin voor maximale opbrengstVruchtwisselingsplan groentetuin voor maximale opbrengstHet biologisch kweken van groenten in eigen tuin spreekt steeds meer landgenoten aan. Met de lente in het verschiet, zij…
De groentetuin: keuzes en materialenDe groentetuin: keuzes en materialenZelf groenten kweken is leuk. Het is afhankelijk van de weersomstandigheden of je oogst zal lukken of niet. De groenten…
Voor moestuinleken: Zo richten we onze eerste moestuin inVoor moestuinleken: Zo richten we onze eerste moestuin inWe kiezen steeds meer voor het kweken van groeten in onze eigen moestuin. Voor velen is tijdsgebrek, of gebrek aan basis…
De Moestuin: Hoe maak je die?De Moestuin: Hoe maak je die?Overal in Nederland zijn er moestuinen, maar hoe maak je zo'n moestuin en hoe zorg je ervoor dat er veel groenten en fru…

Ziekten en ongedierte bij fruitbomen en -heestersZiekten en ongedierte bij fruitbomen en -heestersHet is heel goed te begrijpen dat hoog veredelde planten makkelijk door ziekten en ongedierte worden aangetast. We hebbe…
Callistemon Citrinus: standplaats, verzorging, bloeiCallistemon Citrinus: standplaats, verzorging, bloeiDe Callistemon Citrinus of Lampenpoetser is een groenblijvende struik, die in Nederland voornamelijk als kuipplant gehou…
Raphaella (256 artikelen)
Gepubliceerd: 26-07-2010
Rubriek: Huis en Tuin
Subrubriek: Tuin
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.