Perenboom in de moestuin
De peer is een heerlijke sappige vrucht. De perenboom is redelijk eenvoudig te houden in ons klimaat. De perenboom staat dan ook in vele Nederlandse tuinen. Niet alleen is de boom in de lente erg decoratief door de prachtige bloesem, maar de boom geeft, met een beetje goede verzorging, ook vaak een mooie oogst. Het is dan ook een leuke aanvulling op de eetbare tuin.
Geschiedenis van de peer
Er is niet veel bekend over de geschiedenis van de peer en de perenboom. Waarschijnlijk ligt de oorsprong van de boom in Centraal-Azië. Van daaruit is de peer door de Kruistochten, die gehouden werden van de elfde tot de dertiende eeuw, door heel Europa verspreid.
De peer is was niet meteen een onverdeeld succes. Pas vanaf de achttiende eeuw werd de peer algemeen bekend en geliefd. Verschillende verzamelaars begonnen verschillende perenbomen te verzamelen. Aan het begin van de negentiende eeuw waren er ongeveer 700 perenrassen bekend.
De peer
Er zijn twee type peren: de handpeer en de stoofpeer. De handpeer kan zo ‘uit de hand’ gegeten worden. Deze peer heeft meestal een zachte groene schil en is heerlijk zacht en sappig van binnen. De stoofpeer is meestal ook groen van kleur, maar is hard en droog. De stoofpeer wordt pas lekker wanneer deze gekookt of gestoofd wordt, vandaar de naam stoofpeer.
Aanplanting van perenbomen
De perenboom heeft het liefst goede vochthoudende grond. Op een zandgrond heeft de peer vaak last van droogte. Als de perenboom toch op een zandgrond wordt gepland, moet de boom regelmatig water krijgen. Ook kan de zandgrond voor de perenboom verbeterd worden door in de winter de boom goede organische stalmest te geven. Hierdoor zal de grond wat vochtiger blijven.
Te natte grond is ook niet goed voor de perenboom. Perenbomen kunnen korte tijd natte grond verdragen, maar wanneer de grond te lang nat blijft, kan de boom last krijgen van een bacterie. Deze bacterie gaat dan in de knoppen zitten, waarna de knoppen afsterven.
In het begin van de lente wil de boom graag wat kunstmest. Wanneer de grond zuur is zal de perenboom ook kalk waarderen. Aan het begin van de zomer kan de perenboom nogmaals bemest worden indien nodig.
Meestal gaat de boom pas na enkele jaren vrucht dragen. Het kan wel vier tot vijf jaar duren na de aanplanting van de perenboom dat de boom een perenoogst geeft.
Snoeien van perenbomen
De eerste paar jaren na het planten van de perenboom hoeft de boom niet gesnoeid te worden. Alleen wat zieke of gebroken takken en twijgen kunnen worden verwijderd. Door het snoeien van de boom zal de boom nog sterker en harder groeien dan dat hij anders van nature zou doen. Alle energie gaat dan in de groei van de boom zitten en niet in het produceren van vruchten.
De meeste peren groeien aan horizontale takken. In de eerste jaren van de boom is het daarom belangrijk om ervoor te zorgen dat verticale takken naar beneden gebogen worden. Buig hiervoor de takken in de zomer rustig naar beneden en span deze met een touw vast, bijvoorbeeld aan een haring die in de grond is geslagen. Doe dit vooral bij een jonge boom omdat bij een jonge boom de takken nog flexibel zijn. Na ongeveer een jaar blijft de tak horizontaal staan en kan het touw verwijderd worden. Knip bij een oudere boom de verticale twijgen en takken juist af.
Zorg ervoor dat de perenboom niet te dicht groeit. De boom kan dan te weinig licht krijgen waardoor de oogst kan gaan tegenvallen. Vooral de bovenkant van de boom wil vaak dichtgroeien. Snoei hier de oude takken weg, vlak boven nieuwe takken.
Vruchtdunning
Wanneer de bloesem niet door de nachtvorst is aangetast, kunnen er veel peren gemaakt worden. Dit klinkt prettig, maar om ervoor te zorgen dat de vruchten uit kunnen groeien tot sappige peren is het noodzakelijk om de vruchten te dunnen. Alleen dan zullen de peren uitgroeien tot peren met een goede kwaliteit.
Vaak laat de boom in juni zelf al vele vruchten vallen, omdat de boom niet alle vruchten voldoende voedingsstoffen kan geven. Dit wordt de juni rui of juni val genoemd. Wanneer de boom nog te veel vruchten draagt, moet er in juli aan vruchtdunning gedaan worden. Wanneer twee vruchten dicht bij elkaar hangen moet de minst goede vrucht weggehaald worden. De oogst wordt dan wel kwantitatief minder, maar kwalitatief beter. Ook neemt de kans op een rustjaar af.
Bestuiving
Veel perenbomen zijn zelf bestuivend. Dit betekent dat de boom geen ander ras perenboom nodig heeft om vruchten te gaan dragen. Wanneer de perenboom zelf bestuivend is, is het niet nodig om nog een perenboom te planten, een enkele boom is voldoende. Meestal zal de boom wel meerdere en betere vruchten gaan dragen wanneer er een andere perenboom in de buurt staat. Wanneer de boom niet zelf bestuivend is, moet er minimaal nog een perenboom van een ander ras in de buurt gepland worden.
Een peer kan na een paar jaar ieder jaar vrucht gaan dragen. Soms zal de boom een rustjaar hebben. De boom geeft dan minder of geen vruchten. Het jaar erna zal de boom weer veel vruchten dragen. Ook kan het weer invloed hebben op de oogst. De perenboom bloeit redelijk vroeg in het jaar, meestal zo’n twee tot drie weken voor een appelboom. Hierdoor is er nog relatief veel kans op nachtvorst waardoor de bloesem af kan sterven.
De bevruchte bloem zal uitgroeien tot een peer. De peer groeit met de dikke kant naar boven. Doordat de vrucht steeds zwaarder wordt, zal de vrucht door de zwaartekracht kantelen en zal de dikke kant naar beneden hangen. Het overgebleven bloemetje zal nu aan de onderkant hangen.
Perenroest
Sinds enkele jaren komt de ziekte perenroest weer in Nederland voor. De ziekte zorgt ervoor dat de perenboom minder groeit en dat de boom minder vruchten zal geven. De schimmel die voor de ziekte zorgt kan niet overwinteren in de perenboom, maar hij overwintert in de jeneverbes. De schimmel moet namelijk in een blad overwinteren en omdat de perenboom in de winter geen bladeren meer heeft, heeft de schimmel een andere gastheer nodig. Omdat de jeneverbes in Nederland weer vaker wordt gepland, is de ziekte perenroest ook weer in opkomst. De sporen van de schimmel worden vanaf de jeneverbes door insecten en de wind meegedragen, vallen op de perenboom en veroorzaakt zo de ziekte.
Als een perenboom perenroest heeft, komen er op de bladeren oranje vlekken met in het midden een bruine kern. De vlekken zijn geschubd, ovaal van vorm. Na enige tijd komt aan de onderkant van het blad een lichtbruine of witte uitstulping. Hierin zitten de sporen van de schimmel. De beste manier om van perenroest af te komen is het verwijderen van de jeneverbes. Omdat de jeneverbes de gastheer is van de schimmel is anders niet van de ziekte af te komen. Elk jaar zal de boom opnieuw besmet worden.
Perenbladgalmijt of perenpokziekte
Wanneer de perenboom perenbladgalmijt heeft, is dit in het begin van de lente te herkennen aan de lichtgroene wratjes op de bladeren. Vanaf eind april worden deze wratjes dofrood en na enige tijd zelfs zwart.
In de perenboom zitten dan minispinnetjes, de bladgalmijt. Deze galmijt overwintert in de boom tussen de schubben van de knop van het perenblad en de bloesemknoppen. Wanneer de temperatuur hoger wordt dan 11 graden Celsius worden de mijten actief en beginnen zij met het zuigen van de voedingsstoffen uit de jonge perenblaadjes. Deze mijten veroorzaken door het opzuigen van de voedingsstoffen de perenpokziekte. Als het blad teveel is aangetast, of er teveel mijten in het blad leven, verhuizen de mijten naar een nieuw blad, dat ook aangetast wordt.
Het enige wat echt helpt tegen deze ziekte is het tweemaal per jaar spuiten van de boom met een (biologisch) bestrijdingsmiddel waar zwavel in zit.
Lees verder