Een heg van wilgen
Het vlechten van wilgentwijgen is in Europa een oude traditie. Met de wilgentenen kun je van alles doen: maak er bijvoorbeeld een schutting van of een laag randje voor om de kruidentuin.
Wilgentenen
Wilgen groeien van nature in vochtige gebieden. In deze oude “grienden”, die je bijvoorbeeld nog in de Biesbosch vindt, worden al eeuwenlang wilgentenen geoogst. Inmiddels zijn er ook nieuwe grienden, waar op een moderne manier geteeld wordt. Wanneer je wilgen regelmatig snoeit, krijg je lange, soepele wilgentakken. Voor het vlechten worden altijd verse wilgentenen gebruikt. Deze verse tenen zijn soepel en kun je goed buigen. Ze zijn verkrijgbaar van half december tot half april. De beste wilgentenen koop je direct bij de kweker. Later in het jaar zijn er alleen nog gedroogde tenen. Week deze voor gebruik, zodat ze weer buigzaam worden. Vraag aan de leverancier hoe lang de twijgen moeten weken, want dit is afhankelijk van de dikte.
Zelf een heg vlechten
Plaats voor een heg van wilgen eerst stevige wilgentakken in de grond, 60 cm bij elkaar vandaan. Let wel op: levende wilgentakken zullen gaan uitlopen als ze in aanraking komen met de grond. Als je dit niet wilt, gebruik dan palen van kastanje hout, die gaan lang mee.
Vlecht de twijgen horizontaal tussen de staanders door. Steeds om en om, voor en achter de staanders, en druk ze stevig aan. Gebruik voor het aandrukken zo nodig een plankje, een rubber hamer of zet je voet er even op. Maak de laatste wilgentenen aan het paaltje vast met een spijker, om losschieten te voorkomen. Knip op de hoeken alle twijgen op gelijke lengte af.
Houd het duurzaam!
Wilgentenen hebben niet het eeuwige leven. Wanneer je de schutting niet laat begroeien, is het na ongeveer acht tot tien jaar aan vervanging toe. Als de wand wel begroeid raakt, zal hij waarschijnlijk ook nog instorten, omdat er geen stevig frame in zit. Insmeren met lijnolie verlengt de levensduur van de wand wel iets.
Welke wilg?
Er bestaan zo’n driehonderd wilgensoorten. Onderstaande soorten zijn goed bruikbaar voor het vlechten van wilgentenen:
- Salix aegyptiaca (paarsbruine bast en blauwgroen blad, voor middelgrote structuren)
- Salix alba ssp, vitellina (gele bast, voor grote structuren)
- Salix alba ssp. Vitellina “Britzensis”(ook wel “Chermezina” genoemd, geelrode twijgen, voor middelgrote structuren)
- Salix x hungarica (paarsbruine bast, voor middelgrote structuren)
- Salix viminalis “Black Osier” (donkere bast, voor grote structuren)
Lage vlechtrand
Heel dunne wilgentenen zijn erg geschikt als materiaal voor een lage vlechtrand, bijvoorbeeld rondom een kruidentuin. Sla eerst stevige paaltjes of dikke twijgen op gelijke afstand in de grond, ongeveer 40 á 50 cm van elkaar. Gebruik voor een hogere wand bij voorkeur een grondboor en zet de paaltjes 60 cm diep in de grond. Gebruik bundeltjes van ongeveer acht tot tien twijgen tegelijk en vlecht ze horizontaal tussen de in de grond geslagen paaltjes. Een hoogte van zo’n 35 á 40 cm voor een groente- of kruidentuin is prima. Maak de laatste wilgenteen aan het paaltje vast met een spijker, om losschieten te voorkomen. Knip op de hoeken alle twijgen op gelijke lengte af.