Zelf snel en eenvoudig een nieuwe lamp ophangen en monteren
Ook lampen zijn onderhevig aan mode en slijtage; af en toe moet een lamp vervangen worden. Gelukkig is dit een relatief eenvoudige klus, waarbij echter wel de nodige veiligheidsmaatregelen genomen moeten worden. Een verkeerde montage kan voor een stroomschok zorgen, of zelfs kortsluiting. Zet daarom veiligheid altijd voorop bij het zelf ophangen van een nieuwe lamp. Dit betekent onder andere het afschakelen van de stroom en het controleren of de stroom er ook daadwerkelijk af is.
Veiligheid bij het ophangen van een lamp
Overdag werken
Een lamp ophangen hoeft geen ingewikkelde klus te zijn als er al een centraaldoos in het plafond aanwezig is, of er al een lamp gehangen heeft. In degelijke gevallen is het niet zozeer het aansluiten van de bedrading, maar meer het monteren van de lamp aan het plafond zelf dat nog wel eens voor problemen kan zorgen. Het belangrijkste voor aanvang van het ophangen van een nieuwe lamp is het afschakelen van de stroom. Het is ook vanwege deze reden dat het verstandig is om een nieuwe lamp overdag op te hangen; er kan dan gewerkt worden in daglicht in plaats van het licht van een zaklamp of werklamp.
Het afschakelen van de stroom
Als er nog een oude lamp hangt, kan deze aangezet worden om in de meterkast de juiste schakelaar te vinden indien dit niet duidelijk staat aangegeven. Schakel de groepen een voor een uit en weer aan om de groep waar de lamp op staat aangesloten te vinden. Als de lamp uitgaat, laat die groep dan uit staan. Haal vervolgens de oude lamp van het plafond af.
Controle op spanning met een spanningzoeker
Als er geen lamp hangt, kan er gewerkt worden met een spanningzoeker. Een spanningzoeker is een schroevendraaier met een lampje. Hou de schroefkant tegen een draadje aan en duw met een vinger op het uiteinde van de spanningzoeker. Als het lampje gaat branden staat er nog spanning op de draad en is de stroom er dus nog niet van af. Als het lampje niet aangaat, kan er rustig verder gewerkt worden aan de lamp.
De kleuren van stroomdraden
In de centraaldoos in het plafond zitten twee tot drie draden. Oudere huizen hebben vaker twee draden, nieuwe huizen vaak drie. De draden zijn middels kleuren gemarkeerd. Er is een zwarte draad en een blauwe of bruine draad. Blauw en bruin zijn verschillende kleuren voor dezelfde draad. In sommige gevallen is gebruik gemaakt van zwart en bruin en in sommige gevallen van zwart en blauw. De derde draad die vaak aanwezig is heeft twee kleuren; groen en geel. Dit is de aardedraad, een extra stukje veiligheid. Als deze draad aanwezig is en de gekozen lamp laat montage van een aardedraad toe, is het verstandig om deze ook te gebruiken.
Het strippen van draden
Om de draden te kunnen monteren, moet er eerst een stukje gestript worden van ongeveer een centimeter. Als er al een lamp heeft gehangen, is dit waarschijnlijk al gedaan. Als het nog niet gedaan is, gebruik dan een striptang om bij iedere draad een centimeter vrij te maken. Als de aardedraad niet gebruikt wordt hoeft deze ook niet gestript te worden. Als deze al gestript is, gebruik dan wat isolatietape om het uiteinde netjes af te tapen.
Het monteren van een kroonsteentje
Als de draden gestript zijn kunnen ze in een kroonsteentje gemonteerd worden. Deze zit meestal al bij de nieuwe lamp, maar is ook los verkrijgbaar bij vrijwel iedere doe-het-zelfzaak. Draai de schroefjes van het kroonsteentje iets naar buiten, zodat de draden in de openingen gestopt kunnen worden. Draai vervolgens de schroefjes stevig aan en controleer of de draden goed vastzitten. De aardedraad gaat niet in het kroonsteentje, die wordt later aan de lamp zelf gemonteerd.
Ophangen van een montageplaat voor de lamp
Veel lampen werken met een montageplaat die opgehangen moet worden ter bevestiging van de nieuwe lamp. Deze montageplaten hebben meestal gleuven waar de schroeven doorheen moeten, welke in de centraaldoos in het plafond passen. Als dit niet het geval is, moeten er gaten geboord worden en van pluggen voorzien worden. Bij zwakkere plafonds is het verstandig om eerst te onderzoeken welke pluggen of montagewijze gekozen moet worden. Betreft het bijvoorbeeld een gipsplatenplafond, dan is het verstandig om te kiezen voor een parapluplug of gipswandplug. Deze zetten uit aan de bovenkant van de gipsplaat, waardoor ze beter blijven zitten. Bij deze pluggen staat ook altijd vermeld hoeveel gewicht ze aankunnen, vergelijk dit goed met het gewicht van de nieuwe lamp.
De lamp aansluiten en monteren op het plafond
Als de montageplaat aan het plafond vastzit, kan de lamp aangesloten worden aan de kroonsteen. Het makkelijkste is hierbij als er een tweede persoon de lamp kan vasthouden, of de lamp ergens op kan rusten, bijvoorbeeld op een trapje. De draden van de lamp kunnen aangesloten worden op het kroonsteentje, op dezelfde wijze als de draden uit het plafond. De kleuren moeten ook tegenover elkaar staan, zodat zwart in contact is met zwart, en blauw in contact is met blauw. De aardedraad moet vervolgens op de lamp zelf worden aangesloten. Hiervoor zit vaak op het metaal van de lamp een schroefje met daarbij een sticker van een pijl. Als alles is aangesloten, kan de lamp bevestigd worden aan de montageplaat.
Werking van de lamp en problemen oplossen
Zodra de montage gereed is, kan de stroom weer aangezet worden om de werking van de lamp te testen. Als de lamp werkt is het monteren geslaagd. Mocht dit niet het geval zijn, haal dan de stroom er weer af en controleer of de draden goed bevestigd zijn. Mocht de lamp vervolgens nog niet werken, kan er gekeken worden of er een ander lampje in de lamp gedraaid moet worden of dat de lamp zelf defect is. Als er eerder nog geen lamp gehangen heeft, kan het ook zo zijn dat er geen stroom op de draden uit het plafond zit. Om dit te testen kan er gebruik gemaakt worden van een spanningzoeker.