Moestuin: regels en weetjes voor een optimaal resultaat
De ene moestuin is de andere niet. Waarom staat alles bij de een er blakend en fris bij? En wil het bij jou maar niet lukken? Misschien hebt je niet de juiste groenten bij elkaar staan. Maak je gebruik van vruchtwisseling of plant je de groenten aan op goed geluk? Met de juiste voorbereiding zal ook bij jou de oogst rijkelijk zijn. Bepaal eerst welke groenten je wilt aanplanten en maak op basis daarvan een plan voor de vruchtwisseling of wisselteelt. Zorg bovendien voor een goed voorbereide grond, dan kan er haast niets meer misgaan. Wie de smaak eenmaal te pakken heeft, gaat zelfs, naast de hoofdteelt, ook nog voor een voor- of nateelt.
De beste locatie voor de moestuin
Het allerbelangrijkste om je in eerste instantie op te richten is de locatie van de moestuin. Voor een goed resultaat en een goede oogst is het belangrijk dat de tuin voldoende zon krijgt. Het meest ideaal is in dit geval minstens 6 zonuren per dag. Veruit de meeste gewassen, die je zult gaan telen, zijn eenjarige soorten. Gewassen dus die in één en hetzelfde seizoen van zaadje tot volle wasdom zullen komen. Deze soorten hebben warmte nodig om een goed resultaat te kunnen bereiken. Daarnaast is het ook van belang dat de tuin enigszins beschut ligt en niet volop in de wind. Vooral beschutting aan de noord- en oost kant van de tuin is in dit geval belangrijk. Dat houdt de koudste wind uit de tuin en zorgt voor een aangenaam microklimaat.
Het toepassen van vruchtwisseling voor een optimaal resultaat
Wisselen van groentebed
Het jarenlang telen van een bepaalde groente op dezelfde plek in de moestuin zorgt altijd voor problemen. De oogst wordt slechter en de grond raakt uitgeput. Wie bijvoorbeeld alsmaar koolgewassen op hetzelfde groentebed teelt, krijgt onherroepelijk zieke planten. Planten die ziek worden, omdat ze gebrek aan stikstof krijgen. De teelt van koolgewassen onttrekt stikstof aan de grond en er zal dus na verloop van tijd een gebrek aan deze noodzakelijke voedingsstof gaan ontstaan. Andere groenten onttrekken weer andere stoffen uit de grond. Door gebruik te maken van vruchtwisseling of wisselteelt wordt voorkomen dat de grond een gebrek van bepaalde stoffen zal krijgen. Gebruik een winterse dag om een goede indeling te maken voor de moestuin. Bepaal wat je wilt gaan telen en verdeel de tuin op basis van deze gegevens in verschillende bedden. Bewaar dit plan zorgvuldig, dan kan je het jaar daarop in één oogopslag zien welke groente naar welk bed verschoven kan worden.
De hoofdgroepen voor wisselteelt
Wie optimaal gebruik wil maken van de moestuin en een goede wisselteelt wil toepassen, werkt met de volgende hoofdgroepen:
- Aardappelen
- Bladgewassen (bv.: andijvie, postelein, prei, selderij, sla, snijbiet, spinazie)
- Koolgewassen (alle koolsoorten)
- Vruchtgewassen (bv.: aardbei, courgette, tomaat)
- Wortelgewassen (bv.: aardpeer, bieten, knolselderij, koolraap, worteltjes)
- Peulgewassen (alle erwten en bonensoorten)
Naast wisselende bedden moet er ook ruimte worden gereserveerd voor gewassen die een vaste plaats vragen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan artisjok, asperge, rabarber of venkel.
Welke groenten kunnen bij elkaar?
De doorgewinterde tuinder weet welke groenten graag in elkaars buurt verkeren, maar ook welke helemaal niets van elkaar moeten hebben. Een enkele groente verkiest het om alleen te staan, zonder buren. Weer andere groenten staan juist graag bij elkaar en versterken elkaar daardoor. Ze houden, bijvoorbeeld door de geur die afgegeven wordt, ziekten en plagen op afstand. Het bewust bij elkaar aanplanten van elkaar versterkende groentesoorten heet combinatieteelt. Het komt overigens andersom ook voor: groenten die elkaar juist op een ongunstige manier beïnvloeden. Bieten vinden ui een prima buurman, maar bonen willen hier juist weer helemaal niets van hebben. En zo wil de bloemkool niet gecombineerd worden met aardbeien, maar staat hij wel graag naast de dille. Het gaat te ver om hier alle voorbeelden te geven. Wie goed beslagen ten ijs wil komen, doet er goed aan om de literatuur hierover er op na te lezen.
Goede voorbereiding van de grond
Zodra de zon in het voorjaar weer wat meer gaat schijnen en de dagen ook al weer warmer en langer worden, begint het bij velen te kriebelen. De gezaaide groenten moeten de grond in of je wilt ter plekke gaan zaaien. Maar doe dat pas als de grond voldoende is opgewarmd. Tuinier je op zandgrond, dan zal dat eerder het geval zijn dan bij een tuin met kleigrond. Laat de grond zeker nog met rust als deze vochtig of nog plakkerig is. Werken in dergelijke grond maakt de structuur van de aarde kapot en doet meer kwaad dan goed. De grond kan bewerkt worden als het oppervlak duidelijk droog en korrelig is. Voordat je gaat zaaien of planten moet de aarde goed losgemaakt worden. Werk met een schoffel de bovenste laag goed los en maak deze vervolgens helemaal fijn.
Voorteelt, hoofdteelt en nateelt
Het seizoen voor de teelt in de moestuin loopt globaal gesproken van half maart tot half oktober. Dit kan wel eens langer of korter zijn en is uiteraard sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. In een periode van ongeveer zeven manden kunnen we dus volop groenten telen. Veel gewassen hebben een dergelijke lange periode helemaal niet nodig. Dit betekent gelijk dat een groentebed dus niet de volledige periode bezet is. Er kan nog wel een gewas voor- of na deze groenten geteeld worden. De belangrijkste teelt noemen we de hoofdteelt en als de extra teelt voor de hoofdteelt komt, dan spreken we van voorteelt, komt het er na dan is er sprake van nateelt. Het groentebed voor de courgetteplant kan eerst beplanten met vroege koolraap of radijs. Na de oogst van de erwten, zou je op het vrijgekomen bed nog boerenkool aan kunnen planten.
Gebruik van groenbemesters
Wie slim tuiniert, kan op natuurlijke wijze de aan de grond onttrokken voedingsstoffen weer terug brengen in de aarde. Dit kan je doen door gebruik te maken van zogenaamde groenbemesters. Zodra een bed vrijkomt, kan je een groenbemester zaaien. Voor het invallen van de winter moeten de planten vervolgens ondergespit worden. Groenbemesters voegen humus en/of stikstof toe aan de grond. Ze zorgen op deze manier voor organische bemesting van de grond, zodat je in het voorjaar weer op een grond met voldoende voedingsstoffen kunt tuinieren. Een bijkomend voordeel bij het zaaien van een groenbemester is het feit dat je geen leeg groentebed in de tuin hebt en dat scheelt weer het nodige onkruid. Bovendien zorgen de wortels voor structuurverbetering van de tuingrond. Bekende groenbemesters zijn: Afrikaantjes, Bernagie, Phacelia, Gele Lupine en Gele Mosterd.