Insectenetende planten als kamerplant
Ieder levend wezen heeft zijn voorkeurmenu. Toch, tussen de vele groene planten, zijn er slechts zes families die naast de eigen fotosynthese ook nog een smakelijk extraatje verkiezen door insecten te vangen en deze te verteren.
Inleiding
Dieren en mensen moeten zich voeden om in leven te blijven. Water, eiwitten, vetten, koolhydraten en minerale zouten vormen de meest belangrijke voedingsstoffen. Deze complexe verbindingen worden door het verteringsmechanisme afgebroken tot eenvoudige bouwstenen die de nodige energie leveren voor de levensverrichtingen en de groei.
Planten daarentegen bezitten echter een mechanisme die mens en dier niet heeft nl. de fotosynthese. De groene planten bezitten chlorofyl of bladgroen wat hun in staat stelt energie uit zonlicht te halen. Samen met mineralen uit de bodem, zonlicht en koolstofdioxide bouwen ze zelf complexe verbindingen zoals eiwit, suikers, zetmeel enz. Dit mechanisme wordt ook wel eens de chemosynthese genoemd. Dit is ook de reden waarom planten de basis vormen van de voedselpiramide.
Een plant bezit dus geen organen omdat het deze niet nodig heeft. Toch zijn er enkele soorten in geslaagd om rechtstreeks insecten te vangen en te verteren zonder een echt verteringsorgaan te gebruiken. Belangrijk hierin is, zijn de eiwitten en de fosfaten uit het lichaam van hun prooi. Met enzymen worden de grote eiwit- en fosfaatmoleculen afgebroken tot eenvoudige verbindingen. Het verkregen supplement aan stikstof en fosfor laten de planten toe zich te kunnen handhaven in voedselarme bodems zoals zure leemgronden, moerassen, vennen en heidegebieden met een hoge zuurtegraad. Dit komt omdat de humuszuren de groei van nitrificerende bacteriën belemmert. Zo kunnen bacteriën, nl. bacteriën beneden een pH waarde lager dan 4,7, geen organisch afval omzetten waardoor er ook geen grondstoffen zijn voor planten die ze kunnen gebruiken tijdens de fotosynthese of groei.
Tijdens de evolutie hebben deze plantengeslachten ingenieuze vangtechnieken ontwikkeld die hen instaat stelt makkelijk prooien te vangen. Zo zijn er plantensoorten met zowel passieve of actieve vangmethode.
Passieve insectenvangers
Tot de planten met passieve vallen behoren:
- Drosera
- Drosophyllum
- Pinguicula
- Nepenthes
- Sarracenia
- Heliaphora
- Cephalotus
- Darlingtonia
Drosera of zonnedauw
De meest bekende soort hierin is waarschijnlijk wel Drosera of zonnedauw. Drosera is een geslacht dat 90 soorten telt en tot de zonnedauwachtige, de Droseraceae behoort. In ons land kwamen er 3 soorten zonnedauw voor: de ronde, de kleine en de lange zonnedauw of Drosera rotundifolia, D. intermedia en D. anglica. Spijtig genoeg is de laatste soort reeds verdwenen. De andere
zijn zeer zeldzaam geworden en door de wet beschermd waardoor het verboden is deze planten te plukken. U kan ze nog wel hier en daar vinden in vochtige heidegebieden. Hun blaadjes die in rozetten staan, zijn bedekt met vele gesteelde klieren die een kleverig slijm afscheiden. Deze afscheiding lijkt wel op dauwdruppels en komt van het Grieks droseros wat "bedauwd" betekend. Als een klein insect, een vliegje, een spinnetje, bladluis of mier op het blad terecht komt, wordt het door het slijm vastgehouden en kunnen de insecten niet meer ontsnappen. Vervolgens plooien de gesteelde klieren zich om het insect heen, drukken het tegen het bladoppervlak en de vertering kan beginnen. Het ombuigen van de steeltjes wordt veroorzaakt door turgordrukvermindering in de steelcellen aan die zijde dat aangeraakt wordt. Turgor is die druk die door de celinhoud op de celmembraan uitgeoefend wordt. Een soort plaatselijke verwelking zou je het kunnen noemen. Ook de ongesteelde kliertjes die zich tussen de andere bevinden, scheiden verteringsenzymen af waardoor de prooi makkelijk kan verteerd worden. Daarbovenop wordt de vertering nog versneld door bacteriën.
Drosophyllum
Drosophyllum is een geslacht met maar één soort en wordt aangetroffen op het Iberisch schiereiland Portugal en Spanje. Ook deze planten zijn bedekt met rode gesteelde kliertjes. De smalle bladeren van deze plant scheiden mierenzuur af waarschijnlijk om het wegrotten van de insectenkadavers te beletten.
Pinguicula
Pinguicula wordt ook wel vetblad genoemd en is gerelateerd aan de familie van de blaasjeskruidachtige. Deze planten zijn zeer zeldzaam en komen voor in de gematigde en koele streken van het noordelijk halfrond. Het plantje groeide bij ons in moerasachtige streken maar komt nu enkel nog maar voor in hoge bergstreken. De langwerpige bleekgroene blaadjes staan in een rozet bijeen. Ze zijn glibberig en plakkerig door slijm uit minuscule kliertjes, net als speldenkoppen. Insecten worden door de glanzende bladeren aangetrokken en door de enzymen van de kliertjes verteerd. Bovendien scheiden ze eveneens anti-bederfstoffen af die het rotten van de prooien tegengaat zodat de prooi langzaam kan verteerd worden. De Latijnse naam is afgeleid van van het woord pinguis wat letterlijk betekend vet. De bloemen worden door vliegen bestoven en het fijne zaad door de wind verspreid.
Natuurlijk spektakel
Spectaculaire gecommercialiseerde voorbeelden zijn een zeventigtal soorten van Nepenthes, de bekerplant uit tropisch Azië, Indonesië, Maleisië het noordoosten van Australië en ook op Madagascar. Bij de bekerplant blijft de hoofdnerf van sommige bladeren doorgroeien, gaat zich daarna spreiden waardoor het vervolgens een beker vormt met deksel en onderin een waterig vocht waar de spijsverteringsenzymen afgescheiden. De gladde binnenwanden en de naar beneden gerichte fuikharen van vele soorten, beletten dat de indringertjes weer naar buiten kruipen. Deze insecten worden naar binnengelokt met wat honing uit kliertjes aan de binnenkant van de bekerrand. Dat het vangappaeraat afdoende werkt zien we aan de vele kadavertjes die in of op de vloeistof drijven. Bepaalde vliegen- en muggensoorten hebben zich aangepast aan het systeem en gebruiken deze bekers om hun eieren in te leggen. De larven voeden zich met het verteringssappen en kunnen hierdoor het het volledig ontwikkelingsstadium doorlopen. Nog een mooi voorbeeldje van evolutie zijn de op zijn minst vijventwintig verschillende insectensoorten die nergens anders worden aangetroffen dan in de Nepenthesbekers. Het vocht in de jonge, nog niet geopende bekers is kiemvrij en kan zonder gevaar gedronken worden.
Actieve vanginrichtingen
Planten die voorzien zijn van actieve vallen, zijn: Dionaea en Utricularia.
Dionaea
Dionaea muscipula of het venusvliegenvangertje komt voor in Noord- en Zuid Carolina van de USA en is een actieve vanger. De blaadjes die in een rozet staan, hebben een brede steel met daarop één in twee gedeelde bladschijven. De bladranden eindigen op lange stekelachtige tanden. Op elke bladschijfhelft staan 3 tastharen. Als deze door een insect aangeraakt worden, sluiten de twee bladhelften, de tanden grijpen in elkaar en het insect zit als het ware in een kooi gevangen. Het insect wordt tegen de binnenkant van het blad geduwd waardoor de vele kliertjes verteringsenzymen beginnen af te scheiden. Nadat de prooi volledig verteerd is, gaan de twee bladhelften weer open. Het openen en sluiten van de bladhelften wordt gereguleerd door drukverschillen op de tastharen die signalen doorgeeft aan de scharnierende hoofdnerf.
Utricularia
Utricularia een eveneens een actieve vanger en stamt af van de Lentibullariaceae of de blaasjeskruidfamilie. De wetenschappelijke familienaam is afgeleid van lentis en tubulus, lensvormig buisje. Van de Ongeveer 120 soorten komen er een vijftal voor in ons land: in zure heide- en veenplassen, sloten en laagveenmoerassen. Het gewone blaasjeskruid, U. vulgaris komt het meeste voor omdat dit het liefst in voedselrijk water groeit. Het vangmechanisme bestaat uit holle blaasjes tussen het fijn verdeelde loof. De blaasjes hebben een smalle opening met een goed sluitend dekseltje met daarond enkele haren waarmee de waterdiertjes als Cyclops en Daphnia naar de opening gelokt worden. Om de val te spannen zuigen klierhaartjes binnenin een deel van het water weg, waardoor er een onderduk ontstaat. Indien nu één van de vier tastharen aangeraakt worden, opent zich het blaasje plots en het diertje wordt naar binnengezogen. Vele van deze planten zijn reeds verdwenen door de toenemende slechte waterkwaliteit in beken en plassen.