Wonen in de middeleeuwen
Tot in de vroege middeleeuwen was de economie zelfvoorzienend. Er werd voornamelijk voedsel voor eigen gebruik geproduceerd. Ook kleding, gereedschap en huisraad was voor eigen gebruik. Van de 10e tot de 13e eeuw komen er steeds meer ambachtslieden die producten voor anderen vervaardigen. Zij zonderen zich af van de boeren. Zo ontstaan er andere woonvormen en ontwikkelen zich steden. Ook de materialen waarmee woonverblijven worden gemaakt veranderen. Natuursteen wordt langzaamaan verdrongen door baksteen.
Verschuiving van platteland naar steden in middeleeuwen
Er komen handelsplaatsen op kruispunten van wegen. Ook ontstaan er woongemeenschappen bij doorwaadbare plekken van rivieren. Veel stedennamen eindigen op “dam” omdat zij zich aan mondingen van wateren bevinden.
De ambachtslieden blijven in hun eigen voedsel voorzien totdat steeds meer behoefte bestaat aan specialisatie. In de steden wordt meer en meer textiel en aardewerk vervaardigd welke activiteiten aan de boeren worden onttrokken. Er ontstaan specialisaties zoals bijvoorbeeld het looien van leer. In de stad ontstaan zo verschillende bevolkingsgroepen met een verschillende status. De status van kooplieden is afhankelijk van de koopwaar. Metaalbewerkers staan hoger aangeschreven dan schoenmakers. Vrachtschippers, havenarbeiders, weduwen en bejaarden hebben de laagste status
Boeren zien er door de verstedelijking heil in om hun voedselproductie op te voeren. Zij willen de woeste gronden ontginnen die in handen zijn van de landsheren waar deze wel bij varen.
Landsheren, stedelijk gezag en stadsrechten
De rol van de landsheren wordt in de 13e eeuw steeds groter. Een landsheer heeft de macht vanuit het grondbezit waarop door de boeren voedsel voor de stedelingen wordt verbouwd. Maar in de steden ontstaat een behoefte aan een centraal bestuur, deels als tegenwicht voor de landsheren. Meestal heeft de landsheer een open oog voor een goede verstandhouding met het stedelijke gezag omdat dit kan opleveren. Soms ontbreekt dat begrip en ontstaat een langdurige strijd rond bijvoorbeeld stadsrechten. De steden krijgen namelijk een bevoorrechte positie ten opzichte van het platteland door invoeren van die stadsrechten.
Meer levensmiddelen voor stedelingen
In de veertiende eeuw worden steden waar grotere schepen kunnen aanmeren belangrijker. Door de productieverhoging worden grotere schepen gebouwd en verdwijnen de platbodems. Ook worden schepen gebouwd die speciaal voor de zeevaart zijn bestemd en niet over de rivieren kunnen varen. De groei van de binnenlandse steden stagneert terwijl steden aan de riviermonding extra groeien. Er ontstaat daarom in de grotere steden een groeiende behoefte aan voorziening van levensmiddelen die uit steeds wijdere omgeving moet komen.
Soorten ommuring
De muren rond de middeleeuwse stad zijn ofwel cirkelvormig of ovaal, ofwel rechthoekig, ofwel onregelmatig veelhoekig.
Bij de cirkelvormige of ovale stad kruisen twee of meer wegen elkaar in het centrum. Een weg parallel aan de stadmuur verbindt die wegen. Een cirkelvormige ommuring biedt voordelen. De muur is overal even sterk en het is kostenbesparend doordat er zoveel mogelijk grond overblijft voor de stad. De afstand vanuit het centrum naar de muur is overal even groot.
De rechthoekige stad heeft vaak een plattegrond in de vorm van een schaakbord waarbij één horizontale en één verticale hoofdweg elkaar kruisen in het centrum.
Bij de onregelmatige vierhoek is geen bepaald wegenplan te herkennen terwijl de wegen wel naar het centrum leiden. Soms wordt de ommuring uitgebreid met een gracht.
Van natuursteen naar baksteen
De ommuurde stad rijst plotseling midden uit het platteland op met opvallende muurtorens en stadspoorten die iets lager zijn dan de daar achter liggende burgerbebouwing met steile daken en veel schoorstenen. Alleen de muurtorens en stadspoorten met spitse daken steken boven de huisdaken uit. Deze
verdedigingswerken in vroeger tijd hadden een zeer belangrijke functie. En natuurlijk prijken boven de stad uit de kerktoren of toren van de openbare gebouwen als het stadhuis of de waag. Deze laatsten staan altijd in het midden van de stad als centrum van economie en religie.
Grote kasteelachtige huizen worden met natuursteen gebouwd. Eenvoudige huizen zijn vaak uit veel hout opgetrokken. Middeleeuwse steden zijn meermalen door een stadsbrand verwoest. Zodra de baksteen wordt geïntroduceerd verandert dit. Klei voor die bakstenen wordt voldoende langs de rivieren gevonden. Veel steden richten hun eigen bakovens in. Aanvankelijk alleen gebruikt voor kerken, kloosters, kastelen en patriciërshuizen maar later ook voor eenvoudiger bouwwerken.
In de huizen is de woon- en werkfunctie vaak gescheiden in een voorkamer en achterkamer met een centrale haard tegen een bakstenen tussenmuur. Een zolder wordt gebruikt als woonruimte of voor opslag.
Lees verder