Pterocarya fraxinifolia (vleugelnoot)
De vleugelnoot is een bladverliezende loofboom die een dicht bladerdek vormt. Omwille van zijn grillige vorm is hij uiterst decoratief en zeer geschikt om aangeplant te worden in parken. Hij komt het best tot zijn recht als solitair in een grasveld.
Naamsverklaring
Pterocarya behoort tot de familie van de Juglandaceae. De naam is afgeleid van ‘Petron’ wat vleugel betekend en ‘Karyon’ wat noot betekend. Vandaar ook de Nederlandse benaming vleugelnoot.
Morfologie
Het is een zeer karakteristieke vaak meerstammige boom die in uitzonderlijke gevallen tot 20 meter hoog kan worden. Hij groeit breed uit en staat meestal op een korte stam. Door de vele lage boogvormige afhangende vertakkingen krijgt hij een zeer brede zware koepelvormige kroon. Omwille van het dichte bladerdek, dat weinig licht doorlaat groeit er vrijwel niets onder de volwassen exemplaren. Op later leeftijd vormt de boom worteluitlopers die best kunnen worden verwijderd.
Herkomst
De plant is inheems in de Kaukasus en de gebieden in en rondom noord-Iran en Armenië. Van nature groeit de vleugelnoot daar langsheen rivieren en op vochtige gronden.
Grond, standplaats
De Pterocarya voelt zicht thuis op vochtige grond met een standplaats in de zon of halfschaduw. Hij verkiest een goede vruchtbare grond met een neutrale ph waarde. Het is een goede winterharde boom maar jonge bladeren en jonge planten kunnen beschadiging oplopen omwille van nachtvorst. De vleugelnoot is een snelle groeier maar omwille van zijn vorm is hij enkel geschikt voor grote tuinen en parken. De boom verdraagt geen standplaats in te felle wind
Blad
Uit de roestbruine knoppen ontstaat een samengesteld blad dat tot 50 cm lang kan zijn. Het blad staat op een lange steel en heeft een glanzende olijfgroene kleur. De bladeren zijn tot 10 cm lang, lancetvormig en fijn gezaagd aan de randen. De bladeren krijgen in de herfst een groengele kleur.
Bloemen, vruchten
De Pterocarya is een eenhuizige boom die bloeit in mei. De vrouwelijke bloemen worden tot 20 cm lang, zijn smal en hebben een groene kleur. De mannelijke zijn kortere, dikke katjes met een gelige kleur. Uit de vrouwelijke bloemen ontstaan de vruchten.
Deze hangen in tot 40 cm lange slierten aan de boom. Ze bestaan uit kleine nootjes die tussen 2 vleugels zijn geplaatst (vandaar de Nederlandse naam). De vruchten blijven bijna de gehele winter aan de boom hangen en verhogen zo de decoratieve waarde ervan.
Schors
De vleugelnoot heeft een diep gegroefde donkere schors. Op oudere leeftijd ontstaan er kurklijsten op de oude takken en de stam.
Snoei
De boom verdraagt enkel snoeien na de winter als er geen kans meer is op nachtvorst. Snoeien op andere tijdstippen kan leiden tot scheuren en barsten in de takken. Enkel de laag hangende takken dienen weggesnoeid te worden, deze kunnen bij het in contact komen met de grond gaan wortelen. De worteluitlopers moeten zo snel mogelijk worden verwijderd, anders ontstaan er vele nieuwe plantjes onder de moederplant.
Ziekten
Niet gevoelig voor ziekten.
Varia
De pollen van de voorouder van de vleugelnoot zijn in Europa massaal teruggevonden tijdens het pleistoceen.
Cultivars
- Pterocarya fraxinifolia “dumosa” is kleiner dan de gewone vleugelnoot, tot 10 meter