De groententuin: wortel-, knol- en bolgewassen
Zelf groenten kweken is leuk. Je bent afhankelijk van de weeromstandigheden of je oogst zal lukken of niet. De groenten uit je eigen groententuin zijn smaakvoller, maar vaak ook wat kleiner dan je gewend bent uit de winkel. Het hebben van je eigen groententuin is goedkoper dan groenten kopen in de winkel. Je kunt zelf bedenken wat je wilt verbouwen, bijvoorbeeld wortel-, knol- en bolgewassen, zoals ui, knoflook, bieten etc.
Ui
Bij het planten van uien kun je kiezen tussen het gebruik van pootuitjes, wat meestal gedaan wordt, of uien opkweken vanuit zaad. Pootuien kun kant en klaar kopen bij het tuincentrum. Uien moeten geoogst worden als het loof grotendeels is afgestorven, bij de sjalot kan dit van begin tot eind zomer zijn, bij de uien van einde zomer tot begin herfst. Een veelvoorkomende ziekte bij uien is witrot. Het is een bodemschimmel. De plant wordt er geel van en bij de wortels zit een grijze stinkende schimmel. Trek deze planten er uit en gooi ze weg. Gooi ze niet op de composthoop, dat bederft je compost. Als je witrot hebt, moet je het volgende jaar geen uien op die plek planten, maar ook geen andere planten van de allium familie, zoals de knoflook of de prei. Wat ook voorkomt is de uienvlieg, deze komt minder vaak voor bij de pootui dan bij de zaadui. Het planten van peterselie en goudsbloem houdt de uienvlieg weg. Bewaar de geoogste uien niet te warm, dan gaan ze uitlopen.
Standplaats: zon
Bodem: onbemeste of vorig jaar bemeste, lichte, vochtvasthoudende grond.
Knoflook
Voor het telen van knoflook zijn speciale pootbollen verkrijgbaar. Deze deel je op in teentjes. De teentjes plant je met de punt omhoog. De knoflookplant is een preiachtige plant, de knoflookbol vormt zich ondergronds. Je kunt de knoflook oogsten als het loof begint af te sterven. Je kunt ook eerder oogsten. Je krijgt dan verse, boterzachte knoflook. Deze is wel te gebruiken, maar niet te drogen. Deze knoflook is ongeveer een week houdbaar in de koelkast.
Standplaats: zon
Bodem: onbemeste of vorig jaar bemeste, lichte, vochtvasthoudende grond.
Rode biet
Het blad van de rode biet lijkt op die van de snijbiet; rood en geaderd. Er zijn verschillende soorten bieten. er zijn kleine ronde bietjes die meteen na het oogsten gegeten dienen te worden en er zijn grotere langwerpige soorten die je kunt bewaren. De biet houdt van grond die het jaar ervoor al bemest is geweest en moet op een stuk grond waar het jaar ervoor geen snijbiet heeft gestaan. In het voorjaar gezaaide biet heeft de neiging tot doorschieten bij lage buitentemperaturen. Gebruik daarom de koude kas of traagschietende rassen. Trek na de oogst direct, met een draaibeweging, het loof van de te bewaren biet, om uitdroging te voorkomen. Bij zomerbieten juist een paar centimeter van het loof laten zitten tot na het koken.
Standplaats: zon
Bodem: niet te lichte, voedzame, vochthoudende grond, water geven op warme dagen
Wortel
Er zijn zomer en winterwortelen. De zomerwortel is sappig, zoet en slank. De winterwortel is stevig, voedzaam en je kunt hem langer bewaren. Wanneer je begint met zaaien is afhankelijk van het ras. Het zaaien kan, met tussenpozen, van het vroege voorjaar tot begint van de zomer, zodat je kunt oogsten van de zomer tot de winter. De geur van wortels trekt de wortelvlieg aan. De wortelvlieg wordt ook getrokken door de geur van peterselie. Dek daarom je wortelen af met insectengaas of zet sterk ruikende gewassen tussen je wortels, zoals uien.
Standplaats: zon
Bodem:onbemeste, lichte grond
Knolvenkel
Knolvenkel is familie van het venkelkruid. Het heeft een anijsaroma. Knolvenkel heeft de neiging tot doorschieten. Dit kun je voorkomen door te zaaien in een opgewarmde bodem en de bodem nooit te laten uitdrogen. Eind van de winter kan er gezaaid worden in de binnenkas. Het uitplanten kan als de nachten wat milder zijn geworden. Laat de bollen boven de grond. Oogsten kan dan in de zomer. Knolvenkel moet ieder jaar op een andere plek gezaaid worden om bodemmoeheid te voorkomen en daarmee ook aaltjes. Tegen aaltjes kun je ook afrikaantjes tussen de gewassen plaatsen. De wortels van afrikaantjes trekken aaltjes aan en vernietigen ze, zodat ze niet naar de andere gewassen gaan. Kenmerken van aaltjes zijn witte vlekken op het blad of bobbels op het blad.
Standplaats: Zon
Bodem: vochtige, humusrijke, doorlatende grond met weinig mest. Eventueel aanheuvelen met compst voor extra vocht.
Pastinaak
Pastinaak heeft een lange tijd nodig om tot volle wasdom te komen. Dit duurt ongeveer 140 dagen. Het zaaien kan op elk moment van het jaar beginnen. De pastinaak kan goed tegen vorst. Winterse neerslag vindt hij wel wat minder. De pastinaak kan ook in de winter geoogst worden. Zaai de pastinaak niet waar het jaar ervoor knolvenkel of andere schermbloemigen, zoals peterselie of dille gestaan hebben. Na het oogsten het loof van de pastinaak er afdraaien.
Standplaats: Zon
Bodem: lichte, arme grond, niet bemesten, op warme zomerdagen water geven
Rammenas
Rammenas zaai je direct in de volle grond. Door compost door de bovenlaag van de grond te doen zorg je voor vochtvasthoudend vermogen. Dit helpt ook tegen aardvlooien. Rammenas kan geplaagd worden door koolvliegen en hun maden. Dek daarom af met gaasdoet en zet er afrikaantjes of basilicum tussen voor geuroverheersing. Je kunt ook witte klaver planten.
Standplaats: zon, iets schaduw
Bodem: humusrijke, vochtvasthoudende lichte grond
Radijs
Radijs is een makkelijk gewas. Het is ideaal als tussenteelt op een tijdelijk leeg plekje in de moestuin, omdat het snel kiemt en ontwikkelt. Radijs heeft geen bemesting nodig, maar wel veel vocht. Vooral op warme dagen. De ontwikkeling moet gestaag gaan, niet te snel en ook niet stil blijven staan, om knapperige radijsjes te krijgen. Na de oogst moet je het loof er afdraaien. Radijs zaai je direct in de volle grond.Door compost door de bovenlaag van de grond te doen zorg je voor vochtvasthoudend vermogen. Dit helpt ook tegen aardvlooien, die op radijs afkomen bij droogte. Radijs kan geplaagd worden door koolvliegen en hun maden. Dek daarom af met gaasdoet en zet er afrikaantjes of basilicum tussen voor geuroverheersing. Je kunt ook witte klaver planten.
Standplaats: zon, iets schaduw
Bodem: humusrijke, vochtvasthoudende lichte grond
Aardappel
Er zijn verschillende soorten aardappelen. Er zijn vroege aardappelen die gepoot kunnen worden in april en na 14 weken nieuwe aardappeltjes geven. Er zijn ook snellere rassen die in 10 weken klaar zijn. Er zijn middelvroege rassen die er iets langer over doen. En er zijn late rassen die er ongeveer 20 weken over doen. Deze soort heeft meer ruimte nodig, maar geeft ook meer oogst. Voor de moestuin zijn de vroege rassen het meest geschikt. Kies voor de aardappel elk jaar een andere plek in de tuin en wees royaal met compost. De aardappel kun je enkele weken voorkiemen met de ogen naar boven in een bak met grond op een koele plek in huis. Na drie weken verschijnen er uitlopers, nu kun je de plant spenen. Vanaf april kan de aardappel naar buiten. De aardappel heeft elke 14 dagen water nodi. In de hele ontwikkelingstijd kun je aardappel twee keer aanaarden, leg aarde om de plant heen en druk deze aan, voor de productie en bescherming van de knollen. Als de plant bloeit, is de aardappel klaar. Rooi de planten voorzichtig. Aardappelen kunnen last krijgen van aardappelziekte, dit is een schimmel die ook kan overslaan op tomatenplanten. Om aardappelziekte te voorkomen maak je een aftreksel van akkerpaardenstaart ook wel heermoes genoemd en besproei de aardappelplant hiermee, bij voorkeur in de ochtend in vochtige periodes. Aardappels mogen niet te dicht op elkaar staan er moet lucht tussen de planten kunnen komen, ook onder de plant. Aardappelplanten, met name de late soorten, worden ook gebruikt in nieuwe tuinen, om de tuin gebruiksklaar te maken voor andere gewassen.
Standplaats: zon
Bodem: iets vochthoudende, doorlatende tuingrond, ph 5-6, bemesten met compost en stalmest