Teelt van bekende pseudo-granen: quinoa, amarant en boekweit
Pseudo-granen zijn voedingsmiddelen, die zeer sterk gelijken op granen op gebied van uitzicht en verwerking in de keuken, maar toch geen enkele genetische verwantschap hebben met de graanfamilie. De drie meest gekende en gebruikte pseudo-granen zijn quinoa, amarant en boekweit. De delen van de planten die wij in deze gevallen gebruiken, zijn de zaden. Pseudo-granen hebben ten opzichte van granen het voordeel dat ze geen gluten bevatten en dus perfect gebruikt kunnen worden voor mensen met glutenintolerantie. Daarnaast zijn deze zaden ook echte bronnen van goede en gezonde voedingsstoffen. Hoewel we deze granen vaak in het winkelrek zien staan, lijkt niemand zich af te vragen waar deze zaden nu vandaan komen en of ze ook in onze streken geteeld zouden kunnen worden.
Quinoa en amarant
Bron: Evitaochel, Pixabay
Oorsprong
Amarant (Amaranthus) en quinoa (Chenopodium quinoa) zijn allebei afkomstig van de amarantenfamilie, een geslacht van kruidachtige planten (Amaranthaceae), die zowel voor sierteelt als voedingsteelt gebruikt worden. Quinoa en amarant zijn dus zaden van dezelfde familie en hebben dan ook dezelfde oorsprong en teeltwijze. Beiden zijn afkomstig uit de Andes, waar ze het eerst gebruikt werden door de Inca’s en Azteken. Ze zijn afkomstig van eenjarige planten en deze gedijen in zowel gematigde als warme klimaten. Een teelt in West-Europa is absoluut doenbaar.
Teelt in onze streken
Quinoa en amarant zijn makkelijke planten, die het zelfs op arme grond zeer goed doen. De planten hebben zeer weinig zorg nodig. Hoewel ze voornamelijk bij warm weer groeien, hebben ze geen nood aan water of extra voeding. Ondanks deze ‘arme’ teelt, kan je makkelijk één kilo zaden oogsten per m².
De planten worden het best gezaaid van maart tot begin juni. Liefst zaai je ter plaatse, aangezien de planten een hekel hebben aan verspenen en verplanten. Na het opkomen van de zaden, kan je de plantjes het best uitdunnen tot 20 à 30 cm van elkaar, zodat ze de nodige ruimte hebben om te groeien. In de zomer zal de plant op zijn hoogtepunt komen. De prachtige plant met kleurrijke pluimen wordt tussen 150 en 250 centimeter groot en kunnen naast uw moestuin ook perfect uw siertuin verrijken. Na de bloei gaan de zaden rijpen om in september of oktober klaar te zijn voor de oogst. Het rijpen van de zaden gebeurt in verschillende kleurrijke fasen, van geel, goud, oranje, rood naar paars. Als de stengels hun kleur stilaan verliezen, betekent dit dat de zaden rijp zijn en kunnen geoogst worden. Knip de stengels van de plant en laat ze op een droge plaats uitdrogen. Dan hoef je enkel nog de zaden van de stengels halen en te wassen, en de zaden zijn klaar voor gebruik in de keuken. De zaden zijn kleine, ronde en harde bolletjes en hebben talloze mogelijkheden in de hedendaagse keuken
Boekweit
Bron: Viatloner Free, Pixabay
Oorsprong
Boekweit (Fagopyrum esculentum) is een plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae). Boekweit is afkomstig van drogere delen van China, maar werd reeds na de Middeleeuwen in grote hoeveelheden geteeld in Europa. Ook deze planten zijn eenjarigen en kunnen perfect gedijen op arme grond. Te vruchtbare grond kan er bovendien voor zorgen dat de plant te groot wordt en de productie van de zaden vermindert.
Teelt in onze streken
Dit gewas is het beste te zaaien tussen half mei en half juni. De plant is zeer gevoelig voor vorst waardoor wordt aangeraden om deze zeker niet voor de befaamde Ijsheiligen te zaaien. Boekweit wordt liefst ter plaatse gezaaid, breedwerpig in rijen op 30 cm van elkaar, en heeft een absolute voorkeur voor warm en droog weer. Boekweit heeft een korte groeiperiode van 100 dagen en kan dus al geoogst worden vanaf begin juli. Indien de omstandigheden sinds de zaaiperiode niet zeer zomers en droog waren, kan er nog geoogst worden tot in september. Je kan echter niet wachten om te oogsten tot alle zaden rijp zijn door de onregelmatige rijping. De oogst begint als er nog enkele bloemen, die eveneens groeien in de vorm van kleurrijke pluimen, aan de plant staan. Dit is een duidelijk nadeel ten opzichte van graangewassen waarbij alle granen tegelijkertijd rijpen. Het oogsten van het zaad doe je het beste ’s avonds of ’s ochtends als de luchtvochtigheid het hoogst is. Op die manier heb je minder kans dat het zaad al uit de plant valt tijdens het oogsten. Als je de planten na de oogst verder laat drogen, komen de zaden vanzelf los. De zaden hebben het uitzicht van beukennootjes, maar dan een stuk kleiner, ongeveer zes mm lang.