Wat is eigenlijk brand?
Wat is nu eigenlijk het grote verschil tussen brand en vuur? Hoe ontstaat een brand en welke fasen kunnen we onderscheiden? Welke stoffen komen vrij tijdens een brand? Hoe kan een brand uitbreiden? In welke klassen kunnen branden ingedeeld worden?
Vuur of brand
Niet elk vuur is een brand. We spreken enkel van een "brand" wanneer het:
- zich op een plaats bevindt waar het niet hoort
- zich kan uitbreiden
- zich op een plaats bevindt waar het schade kan aanrichten en gevaar kan opleveren.
Voorbeelden:
Vuur | Brand |
Gecontroleerd een berm afbranden | Vuur in een berm dat ontstaat door de vonken van een trein |
Afval afbranden | Afval afbranding die uit de hand loopt of bij kwaad opzet |
Wat is er nodig voor een brand ?
Een brand kan pas ontstaan als de drie verbrandingsfactoren aanwezig zijn:
- brandbare stof.
- warmte (ontbrandingstemperatuur).
- een bepaalde hoeveelheid zuurstof (aanwezig in de lucht).
Als een van deze factoren weggenomen wordt dooft het vuur. Dit is het grondprincipe van de brandbestrijdings theorie.
De ontbrandingstemperatuur is de temperatuur waarbij een brandbare stof tot ontbranding komt. Deze ontbrandingstemperatuur is voor elke stof verschillend.
Enkele voorbeelden:
- benzine: 280°c
- aardgas: 650°C
- papier: 200-350°C
- hout: 250-350°C
Voor een brand is er ook energie nodig, deze energie wordt meestal geleverd door de ontstekingsbron. Enkele voorbeelden van ontstekingsbronnen:
- bliksem
- zon
- lucifers
- kaars
- elektriciteit
Daarnaast hebben we dan ook nog zuurstof, deze zuurstof wordt meestal uit de lucht gehaald. De zuurstof zelf brand niet maar ze zorgt ervoor dat andere stoffen beter en sneller branden. Wanneer er een gebrek aan zuurstof is zal de brand ook doven.
Ontwikkelingen van een brand en de verschijnselen
Een brand kan op verschillende manieren ontstaan, soms slaat een gecontroleerde brand of vuur over in een brand of ongecontroleerd verbrandingsproces. Een brand bestaat uit drie fases, eerst het smeulen, dan de vlammen en vervolgens het gloeien.
In het smeulstadium zijn er geen vlammen, nog een gloed. Dit komt door een gebrek aan zuurstof of doordat de ontbrandingstemeratuur nog niet is bereikt. Het is eigenlijk een langzame verbranding zonder vlammen waarbij zich meestal rook ontwikkeld.
Het vlammenstadium. Een vlam is eigenlijk een hoeveelheid brandend gas. Dit is het stadium waarin de brand zich na het eventuele smeulproces zich snel uitbreidt onder de vorm van veel vlammen en een sterke temperatuurstijging.
Het gloeistadium is het laatste stadium van een brand. Gloeien is eigenlijk het uitzenden van licht tegenover een hoge temperatuur. De kleur van de gloed kan je een idee geven hoe hoog de temperaturen kunnen zijn.
Aan een brand zijn er ook enkele verbrandingsproducten gebonden:
- rook
- koolstofdioxide
- koolstofmonoxide, dit is geur-, smaak- en kleurloos
- bijtende gassen, vooral bij verbranding van kunststoffen
De hoeveelheid van rook tijdens een brand is afhankelijk van:
- De brandbare stof: hoe meer koolstofdeeltjes er in de brandbare stof zitten, hoe meer rook.
- De hoeveelheid zuurstof: hoe minder zuurstof hoe meer rook.
- Manier van ventileren: ventileren moet steeds zo hoog mogelijk gebeuren, omdat de rook stijgt. Als er laag wordt geventileerd, kan het vuur groter worden, omdat de rook niet weg kan.
Brandklassen
Branden worden ingedeeld in verschillende klassen, aan de hand van welke klassen wordt bepaald hoe deze brand zal worden geblust. Aan de hand van welke klasse kan je ook bepalen welk soort brandblusser je gebruikt.
- Klasse A: branden van vaste stoffen van hoofdzakelijke organische oorsprong. Deze branden gaan in het algemeen gepaard met gloei-, vuur- of rookverschijnselen. Voorbeelden: hout, papier, textiel, plastic, woningen.
- Klasse B: branden van vloeibare of vloeibaar wordende stoffen, bijvoorbeeld smeltend ijzer. Dit omvat een met water mengbare vloeistof, bijvoorbeeld alcohol en niet met water mengbare vloeistoffen, bijvoorbeeld benzine, olie of vet , teer, gesmolten plastic.
- Klasse C: branden van gassen, zoals butaan, aardgas, LPG.
- Klasse D: branden van metalen zoals magnesium en aluminium.
- Klasse E: elektriciteitsbranden en ongeclassificeerde branden.
- Klasse F: vetbranden vanaf 5 kg (normaal gezien enkel in de horeca).