Grote kamerplanten: de kamerlinde of Sparmannia africana

- Herkomst van de kamerlinde
- Beschrijving van de kamerlinde
- Standplaats van de kamerlinde
- Verzorging van de kamerlinde
- Verpotten
- Vermeerderen
- Een kleinere variant
Herkomst van de kamerlinde
De kamerlinde of Sparmannia africana is een van de zeven soorten van het geslacht Sparmannia en dit geslacht behoort tot de familie van de Tiliaceae, de lindefamilie. Het plantengeslacht Sparmannia leent zijn naam aan de Zweedse natuurkundige Andreas Sparmann (1748 - 1820). Planten van dit geslacht zijn terug te vinden in Afrika en Madagascar.
Beschrijving van de kamerlinde
Met de kamerlinde haal je echt de natuur in huis. Hij ziet eruit als een grote struik met heel decoratieve lichtgroene bladeren die de vorm hebben van een hart. De bladeren zijn delicaat en donzig en ze zijn 15 à 20 cm lang. In de vrije natuur kan de Sparmannia africana een struik worden van 6 tot 8 meter hoog maar in de huiskamer groeit hij tot een hoogte van 2 meter. Van januari tot april bloeit de kamerlinde. De bloemen zijn wit en hebben mooie gele en roodbruine meeldraden. Ze verspreiden een lichtzoete geur. Als je de meeldraden aanraakt met bijvoorbeeld een potlood dan gaan ze zich helemaal openspreiden. Dat doen ze om het stuifmeeloppervlak zo groot mogelijk te maken en dus makkelijk bereikbaar te zijn voor de bijen.Standplaats van de kamerlinde
De kamerlinde voelt zich het best op koelere plekken in huis, zoals een onverwarmde slaapkamer of een hal. Een temperatuur van 15° tot 20° is voldoende. Zet je je kamerlinde toch in de huiskamer dan moet je hem in de winterperiode zeker verhuizen naar een koelere plaats. De temperatuur mag echter niet dalen onder 7°. Een kamerlinde houdt van veel, veel licht maar direct zonlicht verdraagt hij niet. In de zomermaanden kan de kamerlinde eventueel op een beschutte plaats in de tuin staan maar hier geldt ook: geen direct zonlicht!Verzorging van de kamerlinde
De kamerlinde is een zeer decoratieve kamerplant maar de verzorging is niet zo eenvoudig. Voor mensen die echt geen groene vingers hebben zal het niet makkelijk zijn om deze mooie kamerplant een lang leven te geven. Tijdens de bloeiperiode, van januari tot april, heeft de kamerlinde veel water en voeding nodig: één keer per week gieten en één keer per week bemesten. Hard leidingwater is geen probleem. Na de bloei volgt een rustperiode (mei en juni) waarin de plant veel minder water nodig heeft maar de kluit mag nooit helemaal uitdrogen. Bemesten is in de rustperiode niet nodig. De bladeren zullen dan afvallen maar dat is heel normaal. Als hij terug begint te groeien mag er weer flink gegoten worden en geef je hem één keer per week voeding. De luchtvochtigheid is heel belangrijk: veel sproeien dus, minstens twee keer per week. Gele bladeren tijdens de groei zijn meestal het gevolg van te weinig water, te droge lucht en te weinig voeding.Na de bloei moeten de takken worden teruggesnoeid en jonge scheuten moeten worden getopt. Zo blijven alleen de zijscheuten over en kan de plant zich mooi vertakken. Als je niet topt gaat de kamerlinde er al gauw sliertig uitzien.