Wilde planten in de bostuin
Wilde tuinen, natuurlijke tuinen, ecologische tuinen, tuinen met inheemse planten. Een tuin als natuurgebied. Ideeën voor een beplanting onder bomen, struiken en hagen. Over grondbedekkers, bolgewassen en klimplanten voor de bostuin.
In grote wat verwilderde parken en tuinen kun je soms mooie voorbeelden zien hoe je onder bomen en struiken met bolgewassen en grondbedekkers een rijk bloeiende, natuurlijke tuin kunt aanleggen . Bijna vanzelfsprekend worden daar ook uitheemse soorten gebruikt, omdat ze op een juiste plaats geplant evenzeer verwilderen als de heemplanten.
In diepere schaduw komen we bij de echte bosplanten terecht. Deze zorgen voor een overwegend groene begroeiing met vooral in de zomer minder bloei. Dat hoeft niet te betekenen dat er in het voorjaar geen uitbundige kleurenpracht te zien kan zijn. De meeste bosplanten bloeien immers voor de bomen en struiken in blad zijn. Sommige soorten, zoals de bosanemoon, sterven zelfs af voor de zomer voorbij is. Zo'n bedekking kan bestaan uit: bosanemoon, bosviooltje, dalkruid, gele of gevlekte dovenetel, klaverzuring, lelietjes-van-dalen, lievevrouwebedstro, maagdenpalm en verschillende soorten varens.
Aanleg onder struiken, hagen en bomen
De inheemse klimplanten hop, wilde kamperfoelie en zelfs bosrank maken in de struiken en op de grond het beeld van een bosbiotoop compleet. Tussen en boven de kruidlaag is plaats voor wat hoger groeiende bol- en andere gewassen zoals bostulp, gevlekte aronskelk, salomonszegel, vogelmelk en wilde akelei. Voor het hele plantengezelschap zijn licht en rijke humus van meer belang dan vochtigheid of samenstelling van de oorspronkelijke bodem. Gelet op het karakter van de planten ligt het meer voor de hand om ze op gereed gemaakt terrein uit te zetten in plaats van ze ter plekke te zaaien. Van een beperkt aantal in het begin kunt u door scheuren en weer uitplanten de natuurlijke verbreiding bevorderen. Wanneer we het geduld nemen om de aanleg over enkele jaren te spreiden, groeit op die manier uit een bescheiden begin een bodembedekking van flinke omvang. Is dat stadium eenmaal bereikt, dan kan schoffelen worden vervangen door plaatselijk wieden totdat een toestand van evenwicht is bereikt. Het verdere onderhoud beperkt zich tot het intomen van te wilde planten en het bijsturen wanneer zaailingen of worteluitlopers te veel terrein willen veroveren.
Bij een ruigere en voedselrijkere begroeiing worden sterk woekerende soorten als fluitekruid en brandnetel ten minste één keer per jaar en wel direct na de bloei uitgemaaid. Al het grove materiaal van het maaisel wordt afgevoerd om verbreiding of een te grote verruiging tegen te gaan. Mogelijk dienen door verdichting van het bomen- en struikendek de licht en halfschaduwplanten op den duur te worden vervangen door de echte schaduwplanten. Het is aan te raden de begroeiing goed in de hand te houden en een gesloten vegetatie zo min mogelijk te verstoren. Zware uitdunning of sterk terugsnoei van de houtige gewassen moet eveneens worden vermeden omdat dan een spontane opslag van woekerende planten kan ontstaan. We hoeven ons niet veel zorgen te maken over het weghalen van afgestorven plantenresten en blad. Alleen als de last te zwaar wordt moeten we plaatselijk wat ruimen, zodat lage kruiden niet verstikken.
Soort: Primula species / Sleutelbloem
De gewone Sleutelbloem, Primula officinalis (Pr. veris), komt in ons land vrij algemeen op hoge zandgrond, in vochtige weilanden en in bossen voor. Zij wordt ook als sierplant gekweekt. Het is een der eerste voorjaarsbloemen, vandaar ook de geslachtnaam Primula, van het Latijnse primus, de eerste. De stengeloze soort kan zelfs al in februari zijn eerste gele bloemen laten zien. De plantpollen kunnen door scheuren gemakkelijk en snel vermeerderd worden, dat kan het best in het najaar gedaan worden.
Soort: Bleeksporig bosviooltje en Maarts viooltje
Vroeger werd deze plant rivin's viooltje genoemd; hij lijkt veel op het maarts viooltje en is overigens een nogal variabele plant. Viola riviniana (10-30 cm) vormt overblijvende, breed uitgroeiende pollen. De bladeren staan in rozetten en zijn ovaal met een hartvormige voet. De bloemen verschijnen in april/mei, zijn blauwviolet gekleurd, terwijl het onderste bloemblad en de spoor lichter zijn dan de andere bladeren. In tegenstelling tot het maarts viooltje staan de bloemen zijdelings en niet aan het eind van de stengel. Het bosviooltje ontwikkelt zich het best in lichte schaduw en op vochtige, humeuze grond. Het wordt gezaaid en is gemakkelijk te scheuren (in oktober). Net als andere viooltjes een gemakkelijk groeiende bodembedekker onder heestergroepen, langs padranden. Ze kunnen en mogen verwilderen in bosjes en onder ruige hagen.
Soort: Bosanemoon / Anemone nemorosa
Als het bos nog kaal is, opent de anemoon zijn witte sterbloemetjes. Met donker en koud weer blijven de bloemen gesloten, om zich bij de eerste zonnestraal open te vouwen. De overblijvende Anemone nemorosa (10 cm) laat zijn handvormig blad gekromd uit de lange, donkerblauwe wortelstokken naar boven komen. In maart en april verschijnen de witte of roze, aan de buitenkant donkerder gekleurde bloemen. De bosanemoon groeit in normale, enigszins vochtige grond en in de schaduw. De vermenigvuldiging gebeurt door de wortelstokken in september uit de grond te halen, te delen en de stukken weer uit te planten. De bosanemoon wordt als vroege bodembedekker en voor verwildering op beschaduwde plaatsen gebruikt. Toepassen met vroege bollen (crocus, blauwe druifjes), gele anemoon, sleutelbloemen en onder een struik of onder een haag.
Bijzondere en medicinale bosplanten zijn ook daslook, longkruid, lievevrouwebedstro, bosaardbei en sleutelbloem. Planten die niet alleen mooi en gemakkelijk zijn maar ook geneeskrachtig en eetbaar. Een bostuin, groot of klein, kan dus ook nuttig zijn.