Haverwortel en Schorseneer
Toen ik de eerste keer de blauwe morgenster in de natuur zag, dacht ik dat er schorseneren uit de naburige volkstuintjes ontsnapt waren. Tot ik enkele weken later ontdekte dat de doorgeschoten 'schorseneer' paarsblauw bloeide in plaats van geel zoals de tuinschorseneer. Had ik een nieuw ras ontdekt of was het gewoon een verwant wild familielid? Je merkt het, planten waren toen voor mij onbekende maar spannende wezens. Boeiend vind ik ze nu nog steeds, en kennen doe ik ze al wat beter.
Schorseneer
Over schorseneer dus of eerder over zijn wilde verwante, de morgenster of haverwortel, zoals hij genoemd wordt als we hem in de groentetuin cultiveren. De haverwortel bloeit met violette bloemen en heeft een dikke, behaarde penwortel met een geelachtige schil. De schorseneer daarentegen draagt gele bloemen; de wortel toont slanker en gladder en heeft een zwarte schil. De smaak verschilt nauwelijks, al menen sommigen dat de haverwortel fijner van smaak is. Beide soorten stammen waarschijnlijk uit Zuid-Europa en komen daar in het wild algemeen voor. Het gebruik van de haverwortel is al langer bekend en dateert nog uit de tijd van de Grieken en de Romeinen. Door de opkomst van de schorseneer werd ze uit de groentetuin verdrongen. Het vervelende en langdurige schilwerk zal hier wel niet vreemd aan geweest zijn. Het bezorgde hen de bijnaam 'keukenmeisjesverdriet', al mag dat nu ook 'keukenpietenverdriet' genoemd worden. De schorseneer was in België een chique zondagsgroente. In Vlaanderen en Frankrijk wordt de schorseneer al langer voor commerciële doeleinden geteeld, maar in Nederland kwam ze pas aan het begin van de 17e eeuw in trek.
Medicinaal
Morgenster en Schorseneer zijn wortels die veel fructo-oligosacchariden FOS en inuline bevatten, stoffen die weinig belastend zijn voor de suikerstofwisseling en de darmflora kunnen verbeteren. Als zodanig zijn ze dan ook geschikte groenten bij ouderdomsdiabetes, darmproblemen en bij vermageringskuren. Er is een merkwaardig onderzoek geweest waaruit zou blijken dat de haverwortel de zuurstofvoorziening naar de hersenen en de spieren kan verbeteren, inoxia tegengaan en mogelijk daardoor de lichamelijke prestaties verbeteren. Boeiend om nader te onderzoeken!
Teelt schorseneer en haverwortel
Beide soorten vragen een lichte, goed doorwortelbare en gedraineerde bodem. Zware grond is minder geschikt, omdat de wortels dan vertakken en moeilijk te rooien is. Bovendien bereikt de wortel op zulke grond nooit zijn volledige lengte. Spit voor het zaaien de grond tot op 45 cm diepte en geef hem een lichte bemesting. Gebruik geen verse organische mest, want de wortels splitsen dan gemakkelijk of worden door insekten aangetast. Haverwortel en schorseneer zaai je in de tweede helft van april. Vroeger kan ook, maar de planten schieten dan vlugger door
Oogst
Goed volgroeide wortels meten gewoonlijk 30-35 cm en worden niet eerder dan in oktober gerooid. De haverwortel en de schorseneer zijn winterhard en kunnen tot in maart op de tuin blijven. Daarna lopen ze opnieuw uit en worden de wortels taaier. In strenge winters dek je de haverwortels veiligheidshalve af met stro. Om de vorstperiodes te overbruggen, bewaar je enkele porties op een koele plaats in een kist met vochtig zand. Buiten de grond drogen ze vlug in. De lange, cilindrische wortels breken gemakkelijk af bij het rooien. Door de grond om de wortel heen tot op een flinke diepte weg te graven, lossen ze beter en kun je ze heelhuids uit de grond halen.
In het voorjaar kun je enkele planten laten spruiten om de gebleekte scheuten te eten. Snijd hiervoor in de herfst de bladeren af tot op 2 cm boven de grond en aard de wortelkop ongeveer 15 cm aan. Wanneer de scheuten in het vroege voorjaar de kop opsteken, hark je de aarde weg en oogst je de gebleekte bladeren. Het jonge, groene blad is eveneens eetbaar, maar minder lekker.
Eigen zaaigoed win je uit forse planten die in de winter op de tuin blijven en in het voorjaar bloeien. De zaden moet je verzamelen voor de wind ze wegwaait. Het zaad verliest vlug zijn kiemkracht; gebruik daarom steeds vers zaad.
Ziekten en plagen
Weinig plagen en ziekten bedreigen de haverwortel en de schorseneer. De meeste ziekten, zoals meeldauw en witte roest, beschadigen enkel het blad en hebben geen invloed op de wortelgroei. Wortelaaltjes veroorzaken soms wortelafwijkingen.
Haverwortel en Schorseneer plantgegevens
- familie: composieten
- eetbaar gedeelte: wortel, (jong) (gebleekt) blad
- zaaien: tweede helft april
- plantafstand: 8-10 x 25 cm
- zaaidiepte: 2 cm
- kiemvermogen: 2 jaar
- oogsten: oktober-maart
- bodem: lichte, goed doorwortelbare, gedraineerde grond
- bemesting: matig
- groei: tweejarig (haverwortel); overblijvend, een- of tweejarig gekweekt (schorseneer)
- groeiplaats: vollegrond
- vermenigvuldiging: zaad
- standplaats: zon
- gieten: regelmatig
- bewaren: vollegrond, ingekuild
Namen en etymologie
- Wetenschappelijke naam haverwortel: Tragopogon porrifolius
- Wetenschappelijke naam schorseneer: Scorzonera hispanica
- Nederlandse namen: Witte schorseneer, blauwe/paarse morgenster, boksbaard, oesterplant, salsifis Engels: salsify, oyster plant, vegetable oyster
- Duits: Haferwurzel, Habermark, Purpur-Bocksbart, Austernpflanze
- Frans: salsifis (à feuilles de poireau), salsifis blanc, barbe de bouc, cercifis commun
Het Griekse woord tragos is bok en pogon is baard. Vandaar dat deze plant ook bekend is als Boksbaard. Verwijst vooral naar het beige, vuile vruchtpluis
Voor verder onderzoek
- Bibenzyls and dihydroisocoumarins from white salsify (Tragopogon porrifolius subsp. porrifolius). Zidorn C, Lohwasser ea. Phytochemistry. 2005 Jul;66(14):1691-7.
- In vitro fermentation properties of selected fructooligosaccharide-containing vegetables and in vivo colonic microbial populations are affected by the diets of healthy human infants. Flickinger EA, Hatch TF, Wofford RC, Grieshop CM,ea. J Nutr. 2002 Aug;132(8):2188-94.
- Antifatigue and anoxia-tolerating effects of the root of Tragopogon porrifolius L. Zhongguo Zhong Yao Za Zhi. 1990 Dec;15(12):741-3; 765. Chinese. The root of Tragopogon porrifolius can evidently prolong the duration of swimming and stick-climbing for mice. The drug has provided food for tolerating anoxia in several models of rats and mice.