Alles over schimmels
Schimmels worden ook wel zwammen genoemd. Het onderzoek naar schimmels heet mycologie. Schimmels zijn geschikt voor de afbraak van plantaardig materiaal en leven samen met planten en bomen. Ze absorberen mineralen van deze planten en bomen en krijgen in ruil hiervoor suikers, hun eigen voeding, terug.
Kenmerken van schimmels
- Alle schimmels bevatten één of meerdere kern(en). Ze heten daarom eukaryote organismen,
- Ze hebben zowel kenmerken van planten als van dieren,
- Schimmels bestaan uit tot netten verweven witte draden (mycelium). Sommige zwammen hebben een bovengronds vruchtlichaam, de paddenstoel. Truffels en een aantal andere zwammen hebben een ondergronds vruchtlichaam,
- Schimmels planten zich voort met sporen, die ontstaan in het vruchtlichaam of aan het uiteinde van de schimmeldraden.
Bekende schimmels
In het dagelijks leven komen wij de nodige variaties van schimmels tegen, waaronder;
- In Franse kaas, als camembert of schimmelkaas,
- Gist als ingrediënt van brood, en voor het maken van bier en wijn,
- Paddenstoelen of elfenbankjes,
- In eten als champignons of shiitake,
- Als etenswaren bederven, kan het gaan schimmelen,
- Op vochtige muren en plafonds,
- Op de huid, bijvoorbeeld voetschimmel,
- Antibiotica,
- In textiel dat vochtig is geweest, ‘het weer zit hier in.’
Veel schimmels en
zwammen zijn waarneembaar door hun geur. De geur is lang niet altijd hetzelfde, maar je kunt hem omschrijven als muffe, stoffige grondlucht.
De grootste schimmel
De grootste schimmel, en daarmee ook het grootste levende organisme ter wereld, is de
honingzwam in de Amerikaanse staat Oregon. Hij is naar schatting 2400 jaar oud en heeft een ondergronds vruchtlichaam van 890 hectare.
Ontdekking van de antibiotica, penicilline
Jaren geleden, in 1928, was er een Britse arts-bioloog die bezig was met een onderzoek naar de stafylokok (veroorzaker van onder andere de steenpuist). Hij heette Alexander Flemming. Toen hij op zijn voedingsbodem de schimmel penicillium aantrof merkte hij op dat rondom deze schimmel alle bacteriën verdwenen waren. Deze schimmel bleek in staat een bacteriedodende stof af te scheiden, die Fleming
penicilline noemde. Dit was de eerste stof met een antibiotische werking.
Pas in 1938 begon een groep wetenschappers met het isoleren van kleine hoeveelheden penicilline en het zuiveren en het verkrijgen van grotere hoeveelheden. Ze testten deze uit op dieren en uiteindelijk op mensen. De productie van penicilline nam pas echt toe tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse regering stak veel geld in de onderzoeken en op D-Day (1944) was er voor iedere gewonde soldaat voldoende penicilline beschikbaar. In 1945 kregen Florey, Chain en Fleming de nobelprijs voor de geneeskunde.