In woning blijven na overlijden partner
Veel mensen weten niet beter dan dat ze na het overlijden van hun partner in de gezamenlijke woning kunnen blijven wonen. In de praktijk pakt dat echter nog wel eens anders uit. Dit hangt o.a. af van het feit of u bent gehuwd of samenwoont. Ook speelt mee of er een testament is of niet. Verder verschillen de regels tussen een huurhuis en een koopwoning.
Eruit of blijven wonen
Vaak zijn partners samen eigenaar van een koopwoning. Zijn ze getrouwd dan wordt bij een overlijden de nalatenschap met daarin de koopwoning verdeeld tussen de erfgenamen. Meestal de echtgenoot en de kinderen. In theorie zouden kinderen die hun erfenis te gelde willen maken, de langstlevende ouder kunnen dwingen het huis te verkopen. Hier is in de wet een stokje voor gestoken. De langstlevende partner kan beschikken over de hele nalatenschap, de kinderen krijgen een vordering op hun moeder of vader. Pas bij het overlijden of faillissement van de langstlevende ouder is deze vordering door de kinderen opeisbaar. De partner kan dus in de woning blijven wonen.
Bescherming
De overledene kan speciale wensen rond de nalatenschap hebben vastgelegd in een testament. Dit kan (onbedoeld) grote consequenties hebben. Wordt het huis bijvoorbeeld aan een kind nagelaten, dan kan het zijn dat de achterblijvende partner het huis moet verlaten. De wet biedt hem of haar slechts beperkte bescherming. De achterblijvende echtgenoot mag nog zes maanden in de voorheen gezamenlijke woning wonen. Vervolgens kan men nog eisen dat men een recht van vruchtgebruik op de woning krijgt.
Samenwonen
Samenwoners die samen een woning bezitten moeten de zaken zeker goed regelen. Voor hen is namelijk niets geregeld in het erfrecht. Samenwoners erven in principe niet van elkaar, als ze dit niet nadrukkelijk vastleggen. Als partners ieder voor de helft eigenaar waren van een huis komt bij overlijden daarmee een half huis in handen van de erfgenamen.
Verblijvingsbeding
Met het opstellen van een testament waarin is vastgelegd dat het huis wordt nagelaten aan de langstlevende partner voorkom je de vervelende situatie dat langstlevende partner het huis moet verkopen. Een andere optie is het opnemen van een zogenoemd verblijvingsbeding. Partners leggen in zo’n overeenkomst vast dat bij overlijden gezamenlijke eigendommen –zoals de woning– aan de ander toevallen. Zo’n beding kan apart, maar ook in een samenlevingsovereenkomst worden opgenomen. Zijn er kinderen dan is een verblijvingsbeding niet afdoende om de partner te beschermen. De kinderen kunnen namelijk het erfdeel waarop ze wettelijk recht hebben –de legitieme portie genoemd– zes maanden na het overlijden opeisen in geld. De ouder moet dan mogelijk alsnog het huis verkopen of een hogere hypothecaire lening afsluiten om dit deel uit te betalen. Dit kan worden voorkomen door het opstellen van een samenlevingscontract en testamenten. Deze opeisbaarheid kan dan worden uitgesloten.
Huurwoning en huurwet
De huurwet zorg voor bescherming van de partner als de huurder overlijdt. Is de partner als medehuurder in het huurcontract opgenomen, dan wordt hij of zij huurder na het overlijden van de oorspronkelijke huurder. De echtgenoot of geregistreerd partner van de huurder is automatisch medehuurder, zolang deze in dezelfde woning woont.
Is de partner geen medehuurder –bijvoorbeeld omdat er ongehuwd werd samengewoond– dan mag de langstlevende partner nog minimaal zes maanden in de woning blijven wonen. Binnen die maanden kan aan de verhuurder een verzoek worden gedaan om huurder te worden. De verhuurder kan dit alleen weigeren als er bijvoorbeeld te weinig inkomen is of als de samenwoner niet kan bewijzen dat hij werkelijk op het adres woont. Vanzelfsprekend is het verstandig om al bij leven voor de partner om mede-huurderschap te verzoeken.