Sigaar (genotsmiddel om te roken)
De sigaar is een genotsmiddel om te roken, gemaakt van tabaksbladeren. De tabak komt van de tabaksplant waaraan tabaksbladeren groeien. Na een droging- en gistingsproces zijn de bladeren goed genoeg om er een sigaar van te rollen. Bekende sigaren komen uit Cuba en het Canarische eiland La Palma.Geschiedenis
De ontdekkingsreiziger Columbus was de eerste West-Europeaan die in 1492 gedroogde tabaksbladeren te zien kreeg. Hij wist echter niet wat hij er mee moest, maar via handelsroutes en zeelui verspreidde de tabak zich in Europa. Aan het begin van de 17e eeuw werden de eerste grote ladingen tabak aangevoerd. Het was een kostbaar handelswaar dat in het begin daarom ook alleen voor de rijkere mensen was weggelegd. Pas aan het einde van de 18e eeuw kond ook de ‘gewone’ burger van de tabak gaan genieten.Hoewel de beroemdste sigaren uit Cuba komen, komt de kennis over het telen van tabak oorspronkelijk van het Canarische eiland La Palma. In de 19e en 20e eeuw emigreerden grote families naar Cuba waar ze tabak gingen aanplanten. Sommige families keerden na verloop van tijd terug naar La Palma om ook daar met tabaksplantages te beginnen. Op het eiland La Palma had iedereen wel iets met tabak te maken. Tegenwoordig zijn er slechts enkele tientallen kleine familiebedrijfjes over. De straatnamen in La Palma herinneren de mensen nog aan de tijd dat veel inwoners van het eiland overzee woonden. Straten zoals Calle Venezuela en Calle Habana zijn hier voorbeelden van. Voor de meeste mensen is de tabaksteelt een familietraditie die is overgenomen van vader op zoon. Veel bedrijfjes zorgen dan ook al generaties lang voor het verbouwen, fermenteren en prepareren van tabak.
Tabak
Een tabaksplant groeit in warme streken zoals Zuid- en Midden-Amerika en het Caraïbisch gebied. Na het zaaien duurt het vier tot vijf maanden voordat de tabaksplant kan worden geoogst. Tijdens de groei van de plant moeten de bloemen ervan af worden gesneden zodat alle voedingsstoffen naar het blad gaan. Omdat niet alle bladeren tegelijk rijp zijn, bestaan er verschillende oogsten. De slappere en tere bladeren worden met de hand geplukt omdat een machine de plant gemakkelijk zou kunnen beschadigen. Na het plukken worden de bladeren aan dunnen draden geregen.Vervolgens worden ze in de buitenlucht of in schuren te drogen gehangen. Het drogen van de bladeren duurt tussen de 20 en 25 dagen. In die tijd verliezen de bladeren 85 % van hun gewicht. Na het drogen zijn de tabaksbladeren nog geen tabak. De bladeren worden in bundels gebonden en op een stapel gelegd. Nu kunnen de gedroogde bladeren fermenteren, ofwel gisten. De berg tabaksbladeren gaat broeien tot een temperatuur is bereikt van 40 °C. Dan wordt de stapel uit elkaar gehaald en de binnenste bundels worden buiten gelegd en de buitenste gaan naar binnen. Dit gebeurt zo’n vier à vijf keer. In zes tot acht maanden ontwikkelen de geur en de aroma zich. Maar net als bij wijn geldt ook voor tabak: hoe ouder hoe beter. Op sommige werkplaatsen liggen daarom bergen die er al 1 à 3 jaar staan. Nadat de bladeren lang genoeg hebben gedroogd en gefermenteerd, worden de tabaksbladeren gesorteerd op kwaliteit, kleur en dikte.